Zeker twintig Nederlandse gemeenten gaan hun eigen rol bij de onteigening en verkoop van Joods vastgoed tijdens de Tweede Wereldoorlog onderzoeken. Zij willen  uitzoeken of belastingen zijn geheven, terwijl Joodse huiseigenaren geen toegang hadden tot hun woningen, en of na de oorlog daadwerkelijk rechtsherstel heeft plaatsgevonden. Dat blijkt uit een rondgang van Pointer en De Monitor.

Het gaat om de gemeenten Alkmaar, Amersfoort, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Bergen (NH), Deventer, Enkhuizen, Gooise Meren, Gouda, Groningen, Haarlem, Hilversum, Hoorn, Leeuwarden, Zaanstad, Zutphen en Zwolle. Deze gemeenten duiken in hun eigen lokale verleden naar aanleiding van ons onderzoek naar De Vastgoedboeken: de registratie van roofhandel in Joods vastgoed. Eindhoven en Winterswijk maakten al bekend dat zij mogelijke misstanden gaan onderzoeken.

Daarmee treden zij in de voetsporen van Amsterdam (2016), Den Haag (2019), Rotterdam (2020) en Utrecht (2020). Amsterdam, Den Haag en Rotterdam hebben naar aanleiding van die onderzoeken in totaal al 14,6 miljoen euro uitgekeerd aan individuen en Joodse organisaties. Utrecht en Eindhoven presenteren hun bevindingen later dit jaar.

De twintig aangekondigde onderzoeken bevinden zich in verschillende stadia. Sommige gemeenten doen een uitgebreid archiefonderzoek, anderen zijn nog aan het oriënteren hoe ze zoiets moeten aanpakken en welke bronnen zij daarvoor gaan raadplegen.

'Zwerende wonden'

Elke gemeente moet onderzoeken hoe zij zich hebben gedragen tegenover Joodse woningeigenaren, vindt advocaat Liesbeth Zegveld. Zij heeft er samen met haar cliënt Salo Muller voor gezorgd dat de NS miljoenen euro's heeft uitgekeerd aan vijfduizend slachtoffers en nabestaanden van de Holocaust.

Gemeenten moeten niet wachten met onderzoek totdat nabestaanden daar om vragen, vindt Zegveld. "Als jij leed en schade veroorzaakt, dan ben je gehouden dat te herstellen. Het is wat zuur om dat pas te doen als de ander zich meldt."

Als je het open laat, dan blijven het zwerende wonden.

Ronny Naftaniel, vice-voorzitter Centraal Joods Overleg

Zelfs 75 jaar na de oorlog is het belangrijk dat gemeenten lessen trekken uit hun geschiedenis en de schade proberen te herstellen, vindt Ronny Naftaniel, vice-voorzitter van het Centraal Joods Overleg. "Uit de al gedane onderzoeken bleek hoe kil en onrechtvaardig de gemeente Amsterdam, Den Haag en Rotterdam hebben gehandeld. Maar nu hebben ze van alles gedaan om wat nog een beetje te repareren valt, te repareren. En dat is echt goed, want daarmee kan je zeggen: 'wat men heeft kunnen doen heeft men gedaan.' Als je het open laat, dan blijven het zwerende wonden."

Verantwoordelijkheid van gemeenten

In 225 gemeenten zijn tijdens de oorlog woningen en grond onteigend. Vier op de vijf gemeenten waar dit heeft plaatsgevonden, wist eerder dit jaar niet dat Joods vastgoed is geroofd. Ruim zestig procent staat er wel voor open om dit verder te onderzoeken. Maar dat moeten zij wel op eigen kracht doen.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten reikt voorlopig geen blauwdruk aan voor gemeenten die met deze onderzoeken aan de slag willen gaan. "Hoe belangrijk dit onderwerp ook is, het is geen onderwerp waar de VNG een rol speelt. Dit is echt aan onze leden zelf", stelt een VNG-woordvoerster.

Ook vanuit de ministeries wordt voorlopig geen handreiking gedaan, blijkt uit de beantwoording op Kamervragen over de Verkaufsbücher-uitzending van Pointer. Op 21 maart 2000 werd door de Commissie Kordes 181,5 miljoen euro beschikbaar gesteld vanuit de centrale overheid aan Joodse organisaties. "Gezien de uitkomsten van dit onderzoek en de reactie van het kabinet is er geen aanleiding om opnieuw onderzoek te doen naar geroofd onroerend goed", stelt Minister Ingrid van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) in de beantwoording op Kamervragen van Gidi Markuszower en Geert Wilders (beide PVV).

Makers