Het Joodse textielbedrijf N.V. N.J. Menko uit Enschede kocht tijdens de Tweede Wereldoorlog achttien onteigende Joodse woningen. Het is een naoorlogse erfenis waar de nog levende Menko's tot voor kort niets van wisten. Met goede reden, want de woningen zijn aangekocht door een Duitse zakenman die het textielbedrijf tijdens de oorlog in zijn greep had.

Het is een van de meest opmerkelijke vondsten in de Vastgoedboeken van de Duitse bezetter – ons onderzoek naar de onteigening en doorverkoop van Joods vastgoed tijdens de Tweede Wereldoorlog: een Joods bedrijf dat Joodse woningen opkoopt. Na de oorlog moet een van de grootste textielbedrijven in ons land, de N.V. N.J. Menko in Enschede, rechtsherstel plegen op liefst achttien woningen. In minstens vijf gevallen is dat niet meer mogelijk, omdat de oorspronkelijke eigenaar is overleden en er geen erfgenamen zijn.

"Nee, dit wist ik nog niet", reageert Jan Magnus, kleinkind van oud-directeur Sig Menko. Bovendien zijn de mensen die hier iets over konden vertellen onlangs overleden. Eerst Rob Menko, het geheugen van de Menko-familie. En in juni dit jaar overleed Henk van Gelderen, een textielfabrikant met veel banden in Enschede en omstreken. Er loopt niemand meer rond met een levende herinnering aan die tijd en die Magnus antwoord kan geven op zijn vraag: "Maar hoe zit het dan? Waarom zijn die woningen gekocht?"

De vroege jaren van N.V. N.J. Menko

Het is tegenwoordig nauwelijks nog voor te stellen dat de kleding die je draagt, binnen de eigen landsgrenzen wordt gefabriceerd. Maar in de jaren 40 was de textielindustrie nog een van de pijlers waar de Nederlandse economie op rustte. Ongeveer de helft van Twente verdient in die tijd zijn dagelijks brood met de verwerking van katoen, en handel in textiel. Enschede is dé textielhoofdstad, met de naamloze vennootschap N.J. Menko als ongekroonde textielkoning.

Nathan Jacob Menko (1839-1921) is de naamgever van het roemruchte (en inmiddels verdwenen) Joodse familiebedrijf. Nathan begint in 1854 met zijn broer Salomon een handel in katoen. Uit pure noodzaak, omdat vader Menko als slager de eindjes nauwelijks aan elkaar kan knopen. Volgens de overlevering hebben de broers hun eerste kapitaal vergaard door katoenafval uit een gezonken schip in Noord-Twente op te kopen. Ze verwerken de katoen en laten het schoongemaakte natuurproduct bij boerenfamilies tot doeken weven. De broers verkopen het product zelf aan handelaren.

En met succes, want De Menko’s maken in korte tijd naam voor zichzelf in de textielwereld. In 1881 koopt Nathan een fabriek aan Zuiderhagen in Enschede met 150 weefgetouwen. Later volgt een fabriek aan de Brinkstraat, een kantoor op Zuiderhagen en Spinnerij Roombeek. De wereld ligt aan zijn voeten: in 1908 draait het bedrijf een omzet van 1.822.000 gulden, wat omgerekend naar hedendaagse bedragen neerkomt op 21 miljoen euro.

Waarom kocht het Joodse textielbedrijf Menko geroofde woningen tijdens de oorlog?

Nathan Menko is in die tijd een van de rijkste personen in Enschede. Maar dat betekent niet dat hij zijn medemens uit het oog verliest. Vlak na het beëindigen van de Eerste Wereldoorlog opent de Menko-fabriek zijn deuren voor voormalige Engelse en Franse krijgsgevangen die vanuit Duitsland de grens oversteken. In de fabriekshallen worden de veteranen ontluisd en krijgen ze tijdelijk onderdak. Menko laat van zijn gasten postkaarten drukken, zodat het thuisfront weet dat ze in veiligheid zijn gebracht.

Oorlogsveteranen worden ontluisd in de Menko-fabriek. Bron: Stadsarchief Enschede, ca. 1919

'Fabrikant met durf en energie'

Nathan Menko legt de toekomst van zijn bedrijf in 1918 in handen van zijn vier zoons: Julius, Miljam, Sigmund en Alfred. De derde zoon Sigmund (1877-1962) – ook wel Sig genoemd – begint in 1901 bij N.V. N.J. Menko, en wordt uiteindelijk een van de sturende krachten binnen het familiebedrijf. Zijn werknemers karakteriseren de directeur in het jubileumboek dat hij in 1951 ter ere van zijn 50-jarige jubileum ontvangt als 'een fabrikant met durf en energie'. Hij wordt 'bewonderd en benijd; meer gerespecteerd dan geliefd'. Daarnaast is hij een 'slagvaardig debater in vergaderingen – niet vrij van sarcasme'.

'Fabrikant met durf en energie' Nathan Menko legt de toekomst van zijn bedrijf in 1918 in handen van zijn vier zoons: Julius, Miljam, Sigmund en Alfred. De derde zoon Sigmund (1877-1962) – ook wel Sig genoemd – begint in 1901 bij N.V. N.J. Menko, en wordt uiteindelijk een van de sturende krachten binnen het familiebedrijf. Zijn werknemers karakteriseren de directeur in het jubileumboek dat hij in 1951 ter ere van zijn 50-jarige jubileum ontvangt als 'een fabrikant met durf en energie'. Hij wordt 'bewonderd

Sig is aan het begin van de Tweede Wereldoorlog directeur van Menko. Daarnaast is hij in 1941 voorzitter van de Joodse Raad in Enschede, en in die rol afgevaardigd om de landelijke Joodse raad te waarschuwen voor de Duitse dreiging. En dat probeert hij ook.

De dreiging van de Jodenvervolging dringt in Enschede vroeger door dan in de rest van Nederland. Joods-Duitse vluchtelingen met gruwelverhalen van het nazi-regime steken de grens over en komen in Enschede terecht. Bovendien vindt op 13 en 14 september 1941 in Enschede een razzia plaats waarbij 105 Joodse Twentenaren naar het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen worden gedeporteerd.

Ondanks zijn waarschuwingen lukt het Sig niet om de landelijke Joodse raad te overtuigen van het belang van onderduiken. "Mijnheer Menko, dat woord komt in onze vocabulaire niet voor", reageert voorzitter David Cohen. Sig keert verslagen terug in Enschede. Echter niet als directeur van zijn familiebedrijf, want een paar maanden daarvoor is Menko overgenomen door Duitse bezetters.

De Duitser die de textielindustrie op zijn knieën dwingt

Sigs bedrijf is sinds juni 1941 in handen van een zogeheten Verwalter: de Duitse zakenman Franz Peter Reible (28-5-1901 - onbekend) wordt bewindvoerder van de N.V. N.J. Menko. Reible krijgt tijdens de oorlog een stevige greep op de Twentse textielindustrie, want hij heeft naast Menko ook de leiding over drie andere grote textielbedrijven: S.J. Spanjaard & Zn., NV Spinnerij Roombeek en v/h S.J. Spanjaard. Sig Menko en zijn companen worden gedwongen om hun aandelen van de hand te doen. Reible dicteert plotseling een aanzienlijk deel van de Twentse economie.

Reible is geen doodgewone zakenman, maar eentje met een sterke Arische filosofie. Hij is een graag geziene spreker op Nederlandse bijeenkomsten van Hitlers NSDAP (de extreemrechtse Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij). In Twente doen geruchten de ronde – ondersteund door getuigenissen van Sig en andere textielwerkers – dat Reible de deportatielijst van Joodse medewerkers naar concentratiekamp Mauthausen heeft samengesteld.

De Verwalter Franz Reible. Bron: Metapedia

De Verwalter Reible hanteert een zachte, en tegelijk keiharde aanpak. Met verbeteringen van de werkplaats probeert hij de sympathie van werknemers voor zich te winnen. Maar hij stelt ook een spion aan. Kruidenier Meijer uit Borne luistert welke geruchten de ronde gaan op de werkvloer, en brengt verslag uit bij Reible. Op basis van die informatie probeert de Verwalter de Joodse arbeiders stuk voor stuk aan te geven bij de Sicherheitsdienst, blijkt uit getuigenverslagen van de politieke recherche uit 1946.

Een bedrijfsleider met twee gezichten. "Omdat wij hier in Nederland nog zooveel tegenstanders hebben, zullen wij deze menschen met liefde behandelen", zegt hij tijdens een NSDAP-bijeenkomst in Tilburg op 27 oktober 1941. "Met liefde hebben wij het Duitsche volk gewonnen en met liefde zullen wij ook Nederland winnen."

Dat klinkt mild, maar gedurende de oorlog wordt Reible steeds explicieter in zijn bewoordingen. In 1942 blikt hij in het Amsterdamse Krasnapolsky Hotel vooruit op de oorlogsinspanningen. Het Nationale Dagblad citeert: "Met den 'fatsoenlijken jood' kan geen rekening worden gehouden. Het anti-semitisme is voor ons geen persoonlijke, doch een nationale aangelegenheid. Wie als vreemdeling in Amsterdam rondkijkt, verwondert zich erover dat hier ook nog anderen dan uitsluitend joden wonen. In Amsterdam zal het vraagstuk pas zijn opgelost, wanneer de laatste jood er is uitgedreven. Loopend door Amsterdam, wordt het je duizelig van de jodensterren."

Reible spreekt met opmerkelijke openheid over de jodenvervolging, aangezien de nazi's hun ware ideologie en methoden op dat moment niet hebben prijsgegeven. Dat Joden in concentratiekampen worden vermoord, is nog geen algemeen bekend feit. Reible geeft die strategie echter prijs tijdens een NSDAP-bijeenkomst in Deventer, waar een verslaggever van het Deventer Dagblad op 12 september 1942 citeert: "Deze oorlog is een vernietigingsoorlog en daarom moet in godsnaam de jood vernietigd worden en niet wij. Wij lossen […] het jodenprobleem geheel op."

De Duitse textielbaron is een van de weinige Duitsers die de werkelijke doelstelling van de oorlog – het vernietigen van de Joodse bevolking – uitspreekt, en wordt daarmee in één klap een van de meest extreme nazi's in ons bezette land.

De Arische fabrieksschool

Reible doet tijdens de oorlog nog iets opmerkelijks, waardoor hij tijdens ons onderzoek naar de Vastgoedboeken in het vizier komt. Tussen 24 februari en 26 november 1943 koopt hij liefst achttien geroofde Joodse woningen in Enschede op. Niet met zijn eigen vermogen, maar met geld van N.V. N.J. Menko. In totaal is daar 233.075 gulden mee gemoeid, blijkt uit de Verkaufsbücher. Dat is gecorrigeerd naar inflatie zo’n 1,5 miljoen euro in 2020.

Locaties van gekochte Joodse panden. Bron: Verkaufsbücher

Opvallend is dat zes van de achttien woningen een link hebben met een van de Joodse textielfamilies Menko, Rozendaal (ook wel als Rosendaal geschreven) of Frankenhuis. Waarom Reible de woningen opkoopt is grotendeels onbekend, op drie gevallen na.

Reible heeft tijdelijk gewoond op de Varviksingel 198 in Enschede, een van de geroofde woningen. Dat blijkt uit naoorlogse correspondentie van het Nederlands Beheersinstituut.

Briefje waarop adres van Reible staat bevestigd. Bron: Nationaal Archief

De Verwalter blijkt niet de enige Duitser te zijn die in de gestolen woningen plaatsneemt. Het huis op de Hengeloschestraat 60 is eigendom van Israel Rosendaal, een internationale handelaar in textielgrondstoffen en halffabrikaten. Israel woont niet zelf op dat adres: zijn dochter Helena en haar man Nathaniel Menko hebben er hun intrek genomen. Op 24 februari 1942 wordt het echter verkocht aan Menko, in opdracht van Reible. In augustus van dat jaar wordt in een advertentie gevraagd om een werkvrouw 'bij Duitsche familie'. Het Joodse gezin Menko-Rosendaal moet dus plaatsmaken voor een Duitse.

Advertentie waarin werkvrouw voor Duits gezin wordt gevraagd. Bron: Twentsch Nieuwsblad, 1943

De woning op Zuiderhagen 49a/51 is echter de meest opvallende en uitvoerig beschreven transactie. De woning en slagerij op dat adres zijn in bezit van Froukje de Swaan, weduwe van Karel Frankenhuis. Op 19 april 1943 komt dit perceel in bezit van het Menko onder Reible, en wordt het omgebouwd tot een fabrieksschool en internaat voor jonge Duitse arbeiders. Reible's visie om Nederland volledig te ariseren wordt in steen gehouwen, op loopafstand van de fabriek en het kantoor van Menko.

De fabrieksschool is enkel toegankelijk voor de zonen van Duitsers. Op 17 augustus 1943 opent de school van Reible zijn deuren. "De 20 jongens, die op deze school een plaats zullen vinden, worden gehuisvest in een internaat dat aan de school verbonden is", schrijft het Twentsch Nieuwsblad. "Het doel van deze school is ook om nieuw leven te brengen, om werkkrachten op te leiden volgens nieuwe principes, om het bedrijf van een nieuwen geest te doordringen."

Maar Reible kan niet lang van zijn project genieten. De Verwalters hebben een tijdelijke aanstelling, met als belangrijkste taak de Joods-Nederlandse bedrijven gereedmaken voor een definitieve overname door Duitse investeerders. Windells Bleische uit Bielefeld – de nieuwe eigenaar van Menko – is niet zo blij met de investering van Reible: om de koop van de achttien woningen te financieren heeft de Verwalter een flinke greep uit de kas gedaan. In mei 1944 wordt bekend dat hij is ontslagen. Blijkbaar hebben de Duitse leiders besloten dat Reible te controversieel is, en te veel voor eigen glorie is gaan ondernemen.

Bevrijding en nasleep

Negen dagen na de bevrijding van Enschede publiceert Trouw een artikel met de kop De Weefschool Van Dr. Reible. Reible wordt als meesterbrein van zijn eigen Hitlerjugend neergezet. De jonge Duitse arbeiders lopen in uniform naar de fabriek, en zingen luidkeels Duitse liederen door de binnenstad van Enschede.

"De weefschool van dr. Reible is een duidelijk bewijs van hetgeen ons te wachten zou hebben gestaan, wanneer ons land en volk onder het Duitsche juk hadden moeten blijven zuchten", schrijft het dagblad. "De naam van dr. Reible zal spoedig geheel vergeten zijn. Hij zal nog korten tijd voortleven als de herinnering aan een vreeselijke periode, toen ons gezegd vaderland werd overheerscht door brute overweldigers."

Vlak na de bevrijding vlucht Reible naar Duitsland. Hij laat een geschatte schuld van 273.411,04 gulden achter, en heeft slechts 52,97 gulden saldo bij Twentsche Bank. Reibles financien worden door een bewindvoerder beheerd om de financiële schade bij de textielbedrijven te repareren.

Reible zou er ook hoogstpersoonlijk voor hebben gezorgd dat Sig en zijn vrouw tegen het einde van de oorlog opgepakt en gedeporteerd worden. Het echtpaar Menko overleeft concentratiekamp Theresienstadt. Daarnaast komen meerdere verhalen naar buiten dat Reible de Mauthausen-lijst liet samenstellen om alle Joodse textielwerkers uit de weg te ruimen. De rechter heeft echter niet voldoende bewijs om hem te veroordelen.

De voormalige textielbaron keert na zijn vrijspraak terug in Duitsland en de anonimiteit. Het is onbekend waar hij zijn laatste jaren besteedt en wanneer hij overlijdt.

Krantenknipsel van opgepakte Reible. Bron: Twentsch Dagblad Tubantia, 1948

Verloop van rechtsherstel

De financiële schade die Reible bij Menko heeft veroorzaakt, is gigantisch. Uit de eerste inventarisatie in 1946 blijkt ook dat er achttien woningen zijn aangekocht. En daar zit het Joodse bedrijf mee in zijn maag. Hoe kun je rechtsherstel plegen, als je zelf ook financieel hard geraakt bent?

De woningen zijn gekocht met geld uit de kas van Menko. Het geschatte bedrag van 280.000 gulden moet ergens vergoed worden. De accountant stelt twee opties voor, waarbij de woningen in beide gevallen zo spoedig mogelijk worden teruggegeven:

  • Inzetten op schadeloosstelling van de overheid
  • De schade voor de helft delen met rechtmatige eigenaar

In overleg met de Joodse Raad voor Rechtsherstel wordt besloten om een proefproces te beginnen. De woning aan de Hengelooschestraat 60 wordt voorgesteld als casus. Sig Menko is beheerder van deze woning, omdat de oorspronkelijke eigenaar Israel Rosendaal is overleden.

In het verslag van de aandeelhoudersvergadering op 19 augustus 1949 wordt bekendgemaakt dat Menko aanspraak maakt op schadeloosstelling, 'hoewel wij op een dele van ons geld zeer lang zullen moeten wachten'. Inmiddels heeft het bedrijf al een aantal woningen teruggegeven aan de rechtmatige eigenaren.

En daarmee is de kous af. Op de aandeelhoudersvergadering van 23 mei 1950 wordt voor de laatste keer gesproken over de Joodse woningen. "Op enige uitzonderingen na, waaromtrent de besprekingen nog lopen, werden alle onrechtmatig verkregen Joodse eigendommen aan de eigenaren teruggegeven volgens de regeling, in het vorige jaarverslag genoemd."

In 1951 wordt de laatste woning teruggegeven. Het duurt nog 3,5 jaar voordat Menko schadeloos wordt gesteld door het Ministerie van Financiën. Op 24 november 1953 krijgt het textielbedrijf 1,6 miljoen gulden, waaronder 280.000 gulden voor de woningen.

Fabriekspand Menko tijdens de oorlog. Bron: Stadsarchief Enschede, 1944

'Een merkwaardige affaire'

Van het bedrijf Menko is 75 jaar na de oorlog weinig over. In de jaren 60 is het bedrijf gefuseerd met dertien andere textielbedrijven om de stijgende concurrentie uit het buitenland het hoofd te kunnen bieden. De toenmalige directeur Arthur Menko was volgens biograaf Annelies van der Zouwen 'een begenadigd tennisser en pianospeler, maar geen goede zakenman'. Arthur organiseerde veel modeshows om de nieuwe collecties van Menko te presenteren, maar hij was niet in de wieg gelegd om het bedrijf door de moeilijke periode te loodsen.

Een van de weinige overgebleven artefacten is het appartementencomplex in Roombeek. Met witte letters pronkt de naam N.J. MENKO over Enschede. In de voormalige spinnerij, watertoren en hoofdkantoor heeft Sig Menko wellicht na de oorlog zijn hoofd moeten breken over de erfenis van achttien geroofde Joodse woningen.

Het overgebleven Menko-pand in Roombeek. Bron: Wikimedia

"Erg fijn dat dit is uitgezocht", reageert Jan Magnus op bovenstaand verhaal. Het kleinkind van Sig Menko vindt dat de directeur 'correct en genereus met dit moeilijke dossier is omgegaan'. Want eenvoudig is het niet. De textielfabriek heeft naast het menselijk leed een gigantische financiële schade opgelopen tijdens de oorlog. Reible heeft de woningen uit de kas van Menko betaald om zijn extreme plan te kunnen realiseren.

“Een merkwaardige affaire”, erkent Magnus. "En ergens verbaast het me ook niet echt. Onder de Verwalters zijn afschuwelijke dingen gebeurd." Het is niet in woorden te vatten hoe erg Sig en zijn werknemers tijdens de oorlog moeten hebben geleden. Maar Magnus vindt dat zijn opa de familie-eer hoog heeft gehouden tijdens een loodzware periode.

"Wat mij opvalt, is de grote mildheid en het optimisme van mijn opa. Dat is wel karakteristiek", zegt Magnus. "Sig is in weelde opgegroeid. Zakelijk gezien ging het hem voor de wind. Aan de andere kant had hij een straatjongensmentaliteit. Hij wist wat er gebeurde in de maatschappij, en was op alles voorbereid."

Makers

Stagiair designer