Kwetsbare ouderen met dementie die meer zorg nodig hebben, krijgen door een ontsporing van de wet soms minder hulp waarvoor ze ook nog eens meer moeten betalen.

Het verschijnsel staat bekend als de zorgval. Als ouderen met dementie meer zorg nodig hebben, komen ze vaak op de wachtlijst voor het verpleeghuis terecht. Ook kan het zijn dat ze verpleeghuiszorg thuis geleverd krijgen. Ze komen dan terecht in de Wet langdurige zorg (Wlz). Uit ons onderzoek naar Zorg aan Huis blijkt dat bij de overgang naar die wet mensen minder zorg dan daarvoor krijgen en voor de zorg een hogere eigen bijdrage moeten betalen.

In een enquête die ingevuld is door 360 casemanagers dementie geeft ruim 68% aan dat de overgang naar de verpleeghuiszorg problematisch verloopt. Casemanagers dementie zijn de regelaars in de zorg die erop toezien dat ouderen met dementie de juiste hulp krijgen. Volgens hen moeten mensen gemiddeld 5 uur zorg per week inleveren als ze onder de Wet Langdurige zorg vallen, maar nog wel thuis wonen en daar hun zorg krijgen. Dat houdt dus in dat ze 5 uur minder te verdelen hebben over de verpleging, huishoudelijke hulp en hun dagbesteding, terwijl ze ondertussen moeten wachten op een plek in een verpleeghuis.

Monitor Enquete

Zorgwetten sluiten niet goed aan

De achteruitgang van de zorg heeft te maken met de driedeling in het zorgsysteem. Huishoudelijke hulp, dagbesteding en wijkverpleging worden door gemeenten en zorgverzekeraars betaald. Zodra ouderen 24 uur per dag begeleiding nodig hebben komen ze onder de hoede van de Rijksoverheid in de Wet langdurige zorg. De overheid gaat dan ook hun zorg betalen.

Bij de eerste twee wetten staat de hoeveelheid zorg die iemand nodig heeft centraal. In de derde wet, de Wlz, is dat anders. Daarin krijgen ouderen een vast budget waarvan ze hun zorg moeten betalen. Niet de hoeveelheid zorg die ze nodig hebben staat daardoor centraal, maar het geld, zegt Robbert Huijsman, bijzonder hoogleraar Management & Organisatie van de Ouderenzorg aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hoeveel mensen precies minder zorg krijgen is volgens Huijsman lastig te bepalen. 22% van de casemanagers die de enquête hebben ingevuld maakt het meer dan 10x per jaar mee. Huijsman houdt een slag om de arm, maar denkt dat 4 tot 5000 mensen per jaar last hebben van het verschijnsel.

Gemeente willen oplossing

Ook de gemeente Rotterdam ziet dat kwetsbare ouderen soms in de knel komen bij de overgang van de door hun betaalde maatschappelijke ondersteuning, naar de Wet langdurige zorg. De nieuwe zorgwethouder van Rotterdam, Sven de Langen wil dat gemeenten meer kunnen doen voor deze groep. Volgens hem is het moeilijk uit te leggen dat ze nu in deze situatie terechtkomen: ‘Vanuit de reguliere zorg aan huis krijgen mensen gewoon de hulp die ze nodig hebben. Vervolgens krijgen ze de indicatie voor een verpleeghuis en ontvangen ze minder zorg aan huis. Veel mensen zijn hier niet van op de hoogten en schrikken zich een hoedje.’ De Langen wil met het ministerie in gesprek om te kijken of gemeenten vanuit de wmo bij kunnen springen als mensen in de Wlz te weinig zorg krijgen.

Het ministerie van Volksgezond, Welzijn en Sport ontvangt ook signalen dat de overgang naar de Wlz voor problemen kan zorgen. Inmiddels is er een onderzoek gestart om te kijken of de hogere eigen bijdrage die mensen gaan betalen een reden is om niet naar de verpleeghuiszorg te gaan. Maar een oplossing voor het fenomeen dat mensen bij de overgang van het ene potje naar het andere ineens minder zorg krijgen, heeft het ministerie nog niet.

Makers