Aankomend schooljaar ‘20/’21 start de Onderwijsinspectie met een nieuwe methode om de leerresultaten van basisscholen te beoordelen. Zo kijken ze of leerlingen in groep 8 genoeg basisvaardigheden geleerd hebben. Pointer reproduceert deze rekenmethode, legt de nieuwe richtlijnen van de Onderwijsinspectie ernaast en concludeert dat één op de tien scholen onder de nieuwe richtlijnen voor de streefniveaus rekenen en taal komt. We verzamelden de data van meer dan 6.070 basisscholen. 

Voor het eerst neemt de Inspectie in hun beoordeling de behaalde streefniveaus voor rekenen, lezen en taalvaardigheid op de eindtoets mee in plaats van alleen de eindtoetsscore. Daarnaast zal de Onderwijsinspectie vanaf aankomend schoolseizoen voortaan ook een nieuwe maat voor leerlingenpopulatie meenemen, genaamd de schoolweging. Zo toetst de Inspectie of er genoeg kinderen voldoen aan de gestelde richtlijnen.

een2.png

In onze berekeningen valt een aantal uitschieters naar beneden op. We mailen 20 scholen die onder de richtlijnen duiken. Hoe is dit mogelijk? Directeur Cees Visser van basisschool de Jutter op Vlieland antwoordt tot nu toe als enige. “Wij zijn een kleine school en als een klein aantal leerlingen het niet lukt om de niveaus te halen bij de eindtoets, dan valt dat gelijk op. Maar de laatste paar jaar vallen de toetsresultaten wat tegen, dat klopt”, aldus Visser.

De Jutter had de laatste jaren te kampen met extreem veel wisselingen van directie en leidinggevenden. Volgens Visser werkt dit niet bevorderlijk voor de werksfeer en kwaliteit van het onderwijs. “Die wisselingen geven geen rust en het haalt niet het beste uit de mensen. Wij hebben nog echt wel wat werk te verrichten en moeten meer toewerken naar het landelijk gemiddelde. Wij kunnen aan de Inspectie goed onderbouwen waarom bepaalde dingen niet lukken. De Inspectie is daar gevoelig voor en rekenen ons niet af op alleen de cijfers.”

Die cijfers waar Visser het over heeft gaan onder andere over de behaalde reken-, lees- en taalniveaus op de eindtoets van leerlingen in groep 8. Voor de Inspectie is dat het moment om te zien hoeveel procent van de leerlingen deze basisvaardigheden bij de eindtoets hebben behaald. Die vaardigheden worden gemeten in referentieniveaus. Na de eindtoets (er zijn zo’n vijf verschillende eindtoetsen) weten leerlingen van groep 8 op welk niveau voortgezet onderwijs zij terechtkomen.

De vraag is hoe je scholen kan vergelijken waar leerlingen met totaal andere achtergronden opzitten. Kinderen die naar school gaan in de Haagse Schildersbuurt, Charlois in Rotterdam of de Amsterdamse Bijlmer hebben vaker met meer uitdagingen te maken waar schoolprestaties onder kunnen lijden in vergelijking met schoolkinderen in de rijke Gooi-gemeenten. Leerlingen in de Schilderswijk scoren ook gemiddeld lager dan een school in het Gooi, maar dat hoeft niet te betekenen dat de school in het Gooi ook beter is. Misschien maken leerlingen in de Schilderswijk wel veel grotere sprongen en weten die scholen de potentie van de leerlingen er veel beter uit te halen.

“Zulke scholen hebben acht jaar lang extra middelen gehad om achterstanden weg te werken.”

Henk Blok, onderwijsonderzoeker OCO

Een nieuwe maat om de leerlingenpopulatie te meten

Om te zien of een school in de Schilderswijk of in ‘t Gooi haar leerlingen goed voorbereidt, kan je dus niet alleen kijken naar de toetsscores. De Inspectie heeft daarom vorig jaar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten kijken naar de leerlingenpopulatie van elke school. Zij kijken hierbij per school naar kenmerken van alle ouders op school. Het CBS kijkt naar het opleidingsniveau van de ouders, de verblijfsduur van de moeder in Nederland en of ouders in de schuldsanering zitten. Per school rolt er dan een getal uit wat de schoolweging wordt genoemd. Dit is niet voor niets, ouders hebben namelijk een sterke invloed op de schoolprestaties van kinderen.

een3.png

Scholen moeten hoger mikken dan alleen het basisniveau

In de referentieniveaus voor rekenen en taal wordt onderscheid gemaakt tussen het fundamentele niveau en streefniveau van de groep 8-leerlingen. Het fundamentele niveau is het niveau dat alle kinderen aan het einde van de basisschool minimaal zouden moeten beheersen. De overheid wil dat de meeste leerlingen een hoger niveau machtig zijn voor rekenen en taal. Dat is het streefniveau. We kijken alleen naar het streefniveau omdat hier de Inspectie rekening houdt met de complexiteit van de leerlingpopulatie.

De resultaten

De Inspectie vertelt op haar website duidelijk hoe zij tot de resultaten komen. Neem de gemiddelde schoolweging van drie jaar en het percentage groep 8-leerlingen die de streefniveaus hebben behaald in dezelfde drie jaar. Voor die laatste berekening heb je twee datasets van DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) nodig. Die van behaalde referentieniveaus en van eindtoetsscores om te weten hoeveel leerlingen de eindtoets hebben gemaakt. Wij pakken in plaats van drie, de laatste twee jaar (‘17/’18 - ‘18/’19) omdat in het huidige schooljaar de eindtoetsen nog gemaakt moeten worden.

Nu kan je alle scholen in een grafiek zetten met op de ene as de schoolweging en de andere as het percentage leerlingen dat de streefniveaus heeft behaald. Vervolgens zet de Inspectie voor elke schoolweging de richtlijn ergens anders neer. Hoe hoger de schoolweging (20 - 40) hoe complexer de leerlingenpopulatie op de school en hoe minder leerlingen de richtlijn hoeven te halen. Het gaat hier wel om het absolute minimale aantal leerlingen dat de streefniveaus moet halen, scholen moeten volgens de overheid streven zo veel mogelijk leerlingen op niveau te krijgen.

Als we kijken bij welke scholen het percentage behaalde streefniveaus lager is dan de richtlijnen van de Inspectie maken we de keuze te kleine scholen niet mee te tellen. Onder kleine scholen verstaan we scholen waar in 2018 en 2019 gemiddeld minder dan tien leerlingen de eindtoets maakten. Van de 5.455 basisscholen die dan overblijven komt elf procent van de scholen onder de nieuwe richtlijnen terecht.

een4.png

Enorme verschillen tussen scholen worden direct zichtbaar, zelfs als je kijkt naar scholen met dezelfde schoolweging. De Onderwijsinspectie zag de verschillen als “een van de belangrijkste bevindingen” in De Staat van het Onderwijs in 2017.

Als je als school onder de richtlijn duikt, heeft het schoolbestuur wat uit te leggen en doet de Inspectie een vervolgonderzoek.

De Inspectie kijkt niet alleen naar deze cijfers. Om tot een eindoordeel ‘zeer zwak’ of ‘onvoldoende’ te komen is meer nodig. De Inspectie kijkt ook naar financiën, schooladviezen, het niveau in het voortgezet onderwijs na 3 jaar, de veiligheidsbeleving, hoe leerlingen zich voelen en de verandering van schoolgrootte.

‘Klinkt nobel, maar is het niet’

Directeur Menno van de Koppel en onderwijsonderzoeker Henk Blok van Onderwijs Consumenten Organisatie OCO informeren ouders over de schoolkeuzes voor hun kind. Daarnaast bieden ze ouders onafhankelijke informatie en advies bij problemen met school. Van de Koppel en Blok hebben een sterke mening over het nieuwe onderwijsresultatenmodel van de Inspectie.

een5.png

Dat je de richtlijnen lager legt voor scholen met veel complexe leerlingen klinkt nobel, maar volgens Van de Koppel geef je daarmee scholen een prikkel om minder hun best te doen. “De grap is dat de Inspectie zegt: ‘Het allerbelangrijkste uit al onze onderzoeken is één ding: leerlingen leren het best als je hoge verwachtingen schept’, en wie heeft er geen hoge verwachtingen van leerlingen met een potentiële achterstand? De Inspectie”.

De Inspectie is gebonden aan de wet op primair onderwijs waarin staat dat je alleen scholen met vergelijkbare leerlingenpopulaties onderling met elkaar mag vergelijken, vertelt Henk Blok. “Dat voor scholen met veel achterstandsleerlingen een lagere norm wordt gehanteerd, is voor de Inspectie blijkbaar acceptabel, ook al hebben zulke scholen acht jaar extra middelen gehad om achterstanden weg te werken.”

Van de Koppel vindt dat de politiek zich dit zou moeten beseffen en de wet moet veranderen. “Het gaat in de Kamer de laatste tijd veel over kansengelijkheid, maar er gebeurt helemaal niks.”

De inspectie geeft in een reactie aan dat "zij graag willen dat scholen en leraren hoge verwachtingen hebben van leerlingen. Dat staat niet in de weg dat je ook rekening moet houden met de uitgangspositie van leerlingen op een school als je kijkt naar prestaties van leerlingen. Daarmee geven we geen waardeoordeel, maar doen we zo goed als mogelijk recht aan scholen."

Advies van goede scholen

De Gemeente Amsterdam wil scholen met veel potentiële achterstandsleerlingen handvatten bieden om de prestaties te verhogen. Daarom vroeg de gemeente het Kohnstam Instituut onderzoek te doen naar succesvolle basisscholen met veel complexe leerlingpopulaties.

Het Instituut baseert haar bevindingen op bestaande literatuur en interviews met zes basisscholen. Deze scholen zijn succesvol omdat er veel potentiële achterstandsleerlingen op zitten en het tegelijkertijd goed doet met hoge Cito-scores en een hoog aandeel havo/vwo-adviezen. Samenvattend verklaren deze scholen hun succes als volgt: een veilige sfeer voor leerlingen creëren en geloof hebben in leerkrachten die goed samenwerken. Leerkrachten moeten op eenzelfde lijn zitten waarin directie een duidelijke visie uitzet en kinderen verantwoordelijk maakt voor hun eigen leerproces. Met verschillende directies in korte tijd achter elkaar kan je concluderen dat basisschool De Jutter op Vlieland niet aan die criteria voldoet. En dat dit één van de redenen kan zijn dat de Jutter onder de nieuwe richtlijnen uitkomt.

Na eventuele bijstelling van de richtlijnen wordt het nieuwe resultatenmodel in het schooljaar 2020/2021 officieel ingevoerd. Pointer zal de analyse dan opnieuw doen.

Notitie: In een eerdere berekening vielen de percentages lager uit (9 procent zonder kleine scholen en 11 procent met kleine scholen) dit komt omdat het referentie niveau 2F voor rekenen ook mee was genomen. In de rekenmethode van de Inspectie staat alleen dat de referentieniveaus 1S rekenen, 2F lezen en 2F taalverzorging gelden als streefniveau.

Illustraties door Charlotte Claessen

Makers