“Een nieuw poppodium, een evenemententerrein, een markant gebouw. In elke stad heb je wel een foto van een burgemeester of een wethouder die trots boven een maquette hangt”, zegt Wouter Jan Verheul (Technische Universiteit Delft). Als bestuurskundige onderzoekt hij al ruim vijftien jaar prestigieuze stadsprojecten. Conclusie: soms worden de hoge ambities van bestuurders waargemaakt en leeft een stad ervan op, maar evengoed lopen dit soort projecten uit op een (financieel) debacle met manische trekjes.
In ons onderzoek naar Prestigieuze miljoenenprojecten vragen wij ons af wat een gemeente drijft om in een project of evenement te stappen met een groot risico. “Het gaat allemaal om prestige”, legt Verheul uit. “Niet alleen voor de bestuurder zelf, maar ook voor de stad. Men hoopt met een groot evenement of een imposant gebouw de stad op de kaart te zetten, meer investeerders te trekken, een toeristische trekpleister te worden of een ander imago te krijgen. Een soort vliegwieleffect te creëren waar de stad nog jarenlang profijt van heeft.”
Bilbao-effect
Soms lukt dat ook en wegen de voordelen en opbrengsten daadwerkelijk op tegen de miljoeneninvestering. “Een bekend voorbeeld daarvan is de Spaanse stad Bilbao, die stond jarenlang te boek als een soort vuilnisbelt-stad. Met de komst van het Guggenheim museum is het een toeristische trekpleister geworden”, vertelt Verheul. De stad werd rijker, er kwam meer werkgelegenheid en onder andere doordat de toeristische en belastinginkomsten stegen werd de bouw van het museum in drie jaar terugverdiend. En het fenomeen kreeg in de stedenbouw zelfs een eigen naam: Het Bilbao-effect.
Even verderop in Barcelona werden volgens Verheul ook de vruchten geplukt van een miljoenenproject. Dit keer niet door een enkel gebouw, maar als gevolg van een evenement van wereldformaat: De Olympische Spelen. “Het organiseren van dit evenement zorgde ervoor dat de infrastructuur in de stad en het waterfront aanzienlijk verbeterden, ook de goede toegang tot het strand vanuit de binnenstad is hieruit voortgekomen. En dat heeft grote effecten gehad op de aantrekkingskracht van de stad en de groei van het toerisme.”
De waarde van een evenement, zoals de Olympische Spelen, een Grand Prix of een Floriade, zit hem volgens Verheul dan ook met name in de aanloopfase en wat er na het evenement met het terrein wordt gedaan. “Ik ben van mening dat het evenement op zichzelf relatief onbelangrijk is. Het gaat veel meer om wat blijft ervan over en wat kan je, bijvoorbeeld aan infrastructuur en aantrekkelijke openbare ruimte, realiseren omdat het evenement georganiseerd wordt.”
Half-af kasteel Almere
Toch moeten steden zich niet rijk rekenen door dit soort voorbeelden te kopiëren, zegt Verheul. “Je hebt hier veelal te maken met een ‘first-mover-advantage’, steden die iets nieuws uitproberen en daarin zijn geslaagd. Hetzelfde kunstje simpelweg herhalen in je eigen stad heeft vaak geen zin.”
De bestuurskundige ziet namelijk ook dat sommige beeldbepalende stadsprojecten ergens in het proces behoorlijk spaak lopen. “Soms blijft het bij een idee, bij andere projecten levert het een half-af gebouw op omdat de ambities te hoog liggen.” Verheul noemt een aantal voorbeelden in Nederland, waaronder een half afgebouwd kasteel aan de rand van Almere. “Dat moest een unieke evenementen- en trouwlocatie worden, maar is nu al jaren een ruïne.” En ook als een evenement wel doorgaat of een beeldbepalend gebouw wel gerealiseerd wordt, kunnen dit soort ambitieuze projecten een keerzijde hebben, vaak omdat de kosten voor de gemeenschap of de initiatiefnemers enorm uit de hand lopen, of omdat het gebouw leeg staat of te weinig bezoekers trekt.
Manische trekken
Deze oplopende kosten hebben enerzijds te maken met het feit dat het hier vaak om langlopende projecten gaat die zich moeilijk laten voorspellen. Verheul: “Economische veranderingen zorgen bijvoorbeeld voor prijsopdrijving of vertragingen. En daardoor stijgen de kosten. Bovendien zijn dit soort projecten bouwtechnisch niet standaard wat regelmatig zorgt voor complicaties en kostenoverschrijding.”
Maar bij projecten die uitlopen op een (financieel) fiasco speelt nog iets anders, zo stelt de onderzoeker: “Je ziet dan vaak manische trekken, een enorm positivisme en uitgelatenheid bij bestuurders en bedenkers. Filmpjes met grote ambities waarvan je denkt: 'Ja, wat fantastisch dat dat hier in de stad gerealiseerd gaat worden.' Aan de andere kant zie je echter ook besluiteloosheid en tunnelvisie ontstaan." En dat is een gevaarlijke mix voor kostenoverschrijdingen volgens Verheul. “Je krijgt dan te maken met strategische kostenonderschatting. Er is voor de initiatiefnemers en bouwende partijen veel aan gelegen om het project door te laten gaan. In de voorstellen gaan bestuurders dan aan de onderkant van de kosten zitten om het project maar door te kunnen laten gaan.”
Verliefd op het project
Ze zijn dan volgens Verheul ‘zo verliefd’ op het project dat ze veronderstellen dat het vast wel goed zal gaan met de realisatie en de kosten. “Kaartverkoop en opbrengsten worden dan ook juist weer overschat”, aldus Verheul. Een vorm van tunnelvisie, die het volgens hem ook moeilijk maakt voor een gemeente om te stoppen met een prestigieus project. Ook als blijkt dat de kosten maar blijven oplopen. “Ik merk vaak dat iniatiefnemers de optie om te stoppen niet openlijk op tafel durven te leggen. Er zijn zoveel partijen bij betrokken, dat stoppen enorm veel lef vergt, zeker als je al aan het bouwen bent.”
Berucht
Inwoners en raadsleden in Almere maken zich zorgen dat zij de in 2022 georganiseerde wereldtuinbouwtentoonstelling De Floriade en de daarna te bouwen woonwijk aan het rijtje van niet geslaagde en te dure evenementen kunnen toevoegen. Verheul snapt hun zorgen, zeker met de kennis van eerdere edities: “Floriades zijn sowieso berucht, er is er maar één geweest die geen verlies heeft gedraaid.” Hoe dat in Almere zal zijn is nog afwachten, maar de voorspellingen lijken ongunstig. Bij aanvang werd er door de gemeente nog gesproken over een investering van zo’n 10 miljoen, inmiddels liggen de ramingen al ruim boven de veertig miljoen.
Jonge stad
Drijfveer voor Almere om toch in dit evenement te blijven geloven ligt volgens Verheul ook in de aard van de stad. “Almere is een zogenoemde ‘new city’, een jonge stad die naarstig op zoek is naar een nieuwe verdiepte identiteit, die niet langer het imago wil hebben van de ‘slaapstad’ waar mensen uit Amsterdam alleen maar wonen.” Dat is volgens Verheul ook de reden dat Almere naast het niet afgebouwde kasteel ook nog een aantal andere mislukte prestigeprojecten kent, zoals sportcomplex Omniworld waar miljoenen in gestoken werden en de mislukte poging om een grote schaatshal naar de stad te halen. “Ook bij andere jonge steden zie je dat, kijk naar Zoetermeer. Ook zij organiseerden een (verliesgevende) Floriade en probeerden tevergeefs de schaatshal naar hun gemeente te halen.”