Het is druk, soms te druk op de spoedeisende hulp (SEH) van het ziekenhuis. Dat blijkt uit recent onderzoek van de beroepsvereniging van spoedeisende hulpartsen. En ook spoedverpleegkundigen die ons benaderen voor het dossier Spoedzorg bevestigen dit beeld: een bed op de gang of noodbedden zijn volgens hen eerder regel dan uitzondering. In ieder geval zit hun wachtkamer altijd vol. Maar waar ligt die drukte aan? En is de drukte op de spoedeisende hulp op te lossen door simpelweg meer plekken te creëren?

Volgens Paul Giesen is dat te kort door de bocht. Hij is huisarts en doet voor het RadboudUMC onderzoek naar de samenwerking tussen ambulancediensten, huisartsenposten en de spoedeisende hulp. ‘De eerste reactie dat er meer personeel en meer bedden op de spoedeisende hulp bij moeten, snap ik. Maar toch vraag ik mij af of dat de juiste oplossing is. Analyseer het probleem in breder perspectief van patiënten die daar zorgen voor de extra drukte. Kunnen we bijvoorbeeld voorkomen dat zij überhaupt op de spoedeisende hulp terechtkomen?’

Onvoldoende toegerust

Spoedartsen en spoedverpleegkundigen zeggen dat het met name de groeiende groep ouderen is die voor veel drukte zorgt. Ouderen met een complexe zorgvraag, die bij gebrek aan een (tijdelijke) plek in het verpleeghuis de doorstroom in de ziekenhuizen bemoeilijken. In sommige ziekenhuizen krijgt deze groep zelfs al een officieuze diagnose, GNMT (Gaat Niet Meer Thuis), zo vertelt SEH-verpleegkundige Silvia ons al eerder.

Ook Giesen ziet als huisarts veel ouderen die het thuis niet redden en die dan uiteindelijk in het ziekenhuis terechtkomen. Maar dat is met name voor kwetsbare ouderen niet altijd de juiste plek, zo stelt hij vast. ‘Ze zijn fragiel en kwetsbaar. Uit onderzoek blijkt dat een derde van deze groep patiënten vaak slechter uit het ziekenhuis komt dan ze er in gingen. En vaak worden ze binnen korte tijd weer opgenomen’

'Ouderen worden vaak binnen korte tijd weer opgenomen op de SEH'

Paul Giessen, huisarts en onderzoeker

Hij constateert dat niet alle artsen op de spoedeisende hulp voldoende zijn toegerust qua kennis en kunde om deze specifieke groep oudere patiënten te kunnen beoordelen. ‘Het zijn vaak jonge artsen die op een spoedeisende hulp werkzaam zijn, die kijken niet altijd over de kwaal heen. Je hebt veel kennis en ervaring nodig voor de meer complexe zorgvraag die deze ouderen hebben.’ Bovendien moet je volgens Giesen de tijd hebben om goed naar deze ouderen te kunnen luisteren en dat is volgens hem nou precies wat er ontbreekt op de spoedeisende hulp.

Preventie

Het grote probleem zit hem volgens de huisarts vooral aan de voorkant, veel ouderen hadden überhaupt niet op de spoedeisende hulp terecht hoeven komen als er preventief meer was gedaan. ‘Je ziet bijvoorbeeld dat ouderen vallen omdat ze duizelig zijn en dan met een hoofdwond worden binnengebracht op de eerste hulp. Die duizeligheid is soms ontstaan door te veel of verkeerd medicijngebruik of door een ontsteking. Als we die problemen eerder in kaart brengen, dan zijn veel acute ziekenhuisbezoeken te voorkomen.’

Maar bij dat eerder in kaart brengen lijkt het juist te knellen. In de brandbrief van de spoedartsen wordt al gesproken over de ‘afbraak van de chronische zorg aan met name ouderen’ als grootste probleem. Ze doelen daarmee onder andere op de bezuinigingen op de thuiszorg en een afname van het aantal verpleeghuisplekken.

Geen ‘social network'

Langer thuiswonen en meer mantelzorg zijn de veel gehoorde thema’s van het huidige kabinet. Giesen is er in de basis geen tegenstander van: ‘Zorg dichtbij mensen, het is een gedachte waar ik mij als huisarts goed in kan vinden. Maar je moet je wel afvragen of het op korte termijn te realiseren is. Jongere generaties kunnen zich hierop voorbereiden, maar deze groep die nu oud en hulpbehoevend is niet meer. Zij hebben vaak niet geleerd om een ‘social network’ op te bouwen en te onderhouden en hun kinderen wonen vaak ver weg.’

‘Het is een mooi ideaalbeeld van het kabinet, maar je kan beleid niet bouwen op de simpele aanname dat de oudere burger zich wel kan redden.’

Hij ziet in zijn huisartsenpraktijk ook steeds meer alleenwonende ouderen, van wie de kinderen ver weg wonen. ‘Ik kom zelf nog uit een gezin van 10 kinderen en dan is het niet zo ingewikkeld om de zorg voor je ouders op je te nemen. Maar met kinderen ver weg en minder sociale controle of zorg aan huis is er niet altijd goed zicht op hoe het met de ouderen gaat. Het is allemaal bekend, maar dat maakt het probleem er niet minder op,’ vervolgt Giesen zijn verhaal. ‘Ik zie veel ouderen die vereenzamen, ‘ultra-ouderen’ van in de negentig die praktisch niemand meer zien. Die vragen zich dan vaak af: Wat doe ik hier nog op deze aardbol? Dat vind ik triest.’

Mentaliteitsomslag

Hij ziet in zijn eigen omgeving dat het veel, misschien wel te veel, vraagt van mensen om te mantelzorgen voor die hoogbejaarde buurvrouw of buurman. ‘Wij nemen met ons gezin de zorg op ons voor een dementerende vrouw in de straat, brengen haar eten en houden haar een beetje in de gaten. Maar dat vraagt wel veel van je en ik begrijp best dat niet iedereen dat makkelijk op zich neemt. Als mevrouw om hulp schreeuwend bij de voordeur staat, dan lopen veel mensen er met een boogje omheen. Het vraagt een mentaliteitsomslag, we zijn gewend dat het allemaal geregeld werd en dat is nu niet altijd meer het geval.’

Als meer bedden op de spoedeisende hulp niet de oplossing zijn en niet iedereen staat te popelen om te mantelzorgen, hoe voorkomen we dan dat de spoedzorg overbelast raakt door ouderen die daar eigenlijk niet thuishoren? Volgens Giesen ligt er een taak voor hem en zijn collega-huisartsen. Samen met de wijkverpleegkundigen kunnen zij een actieve rol hebben in het organiseren van de semi-informele zorg. ‘Zorg dat er ook eens iemand achter die voordeur komt of boodschappen doet, zo voorkom je al een heleboel problemen,’ aldus Giesen. ‘En als er zich dan wel een probleem voordoet, zorg dan dat er in de wijk een aantal noodkamers aanwezig zijn. Plekken waar mensen even kort naartoe kunnen en tijdelijke zorg kunnen krijgen, niet in het ziekenhuis of een verpleeghuis, maar dichtbij in de wijk.’

Makers