In grote gemeenten zoals Amsterdam, Utrecht, Eindhoven en Nijmegen staan wooncomplexen waar statushouders en jongeren samenwonen. Het doel is om statushouders beter te laten integreren. Wat is er nodig om dit soort projecten te laten slagen?

De Woondiversiteit 

Paco (24) en Basel (30) wonen in De Woondiversiteit, een relatief klein wooncomplex dichtbij station Amsterdam Muiderpoort. Tegenover het water ligt dierentuin Artis. Als je goed luistert, kun je de apen horen brullen. Het grote gebouw was vroeger van de Keuringsdienst van Waren, legt Paco uit, terwijl hij op de gipsen muren slaat: “Als je je best doet, kan je er makkelijk doorheen beuken.”

In De Woondiversiteit wonen zo’n honderd mensen, waarvan twee derde Nederlandse jongeren, een derde statushouders. Paco en Basel wonen binnen het gebouw in aparte eenheden waar 6 tot 10 mensen gehuisvest zijn. Zij delen een keuken en woonkamer. Daardoor ga je makkelijker met elkaar om, vertelt Paco, die zelf opgroeide in Amsterdam: “Je bent hier op elkaar aangewezen. Iedereen kent elkaar hier, dat geeft ook sociale veiligheid.”

Luister naar de uitzending van Isa Pihlajamaa en Benjamin de Bruijn:

Psychische hulp bereikt vluchtelingen niet

Community

De Woondiversiteit is één van de ruim honderd ‘gemengd wooncomplexen’ met statushouders in Nederland. Het gaat vaak om tijdelijke, grote containerwoningen. De bedoeling is dat statushouders daar samenwonen met Nederlanders (vaak starters) en dat er een ‘woongemeenschap’ ontstaat. Statushouders zouden daardoor makkelijker kunnen integreren in Nederland, en Nederlanders zouden goedkoop kunnen wonen en meer kunnen leren over andere culturen. In sommige gevallen is er een gemeenschapswerker - of community builder - aanwezig, om te helpen die gemeenschap te versterken. Die community builders zijn bewoners die zich daarvoor aanmelden.

Omgekeerde rijsttafel

Paco en Basel bouwden hun band voornamelijk op in de keuken. Paco: “Als je elkaars taal niet spreekt, zijn universele dingen zoals koken een goede manier om toch contact te maken.” Basel kookt; we eten ‘Maqluba’- Syrisch voor ‘omgekeerde rijstafel’. Een gerecht met aubergine, rijst en gehakt. Tijdens het bakken van de aubergine vertelt Basel dat zijn moeder dit vaak voor hem maakte. Hij zag haar zeven jaar geleden voor het laatst in Syrië. Nu heeft hij het zelf geleerd, maar: "Niets overtreft mijn moeders smaken."

Containerwoningen

De afgelopen maanden deed Pointer onderzoek naar deze gemengd wooncomplexen van Nederlandse starters en statushouders. Bij lang niet alle projecten is het gemeenschapsgevoel zo sterk als bij De Woondiversiteit. Volgens Paco speelt de vorm van een wooncomplex daarin een grote rol: “Hier delen wij voorzieningen waardoor we automatisch sneller naar elkaar toegroeien en er een hechte groep ontstaat. De grotere wooncomplexen zijn vaak containerwoningen, waarin mensen onderling weinig contact hebben. Geen wonder dat er dan geen gemeenschap ontstaat.”

Jordanië

Paco en Basel raken al snel bevriend. Paco leert Basel Nederlands, Basel leert Paco Arabisch. Hun vriendschap werd zo hecht dat Paco samen met andere huisgenoten met Basel naar Jordanië reisde. Vandaaruit wilde Basel proberen zijn familie in Syrië te ontmoeten. Dat mislukte vanwege problemen met papierwerk. Hoewel het slechts twee uur rijden was naar zijn familie, kon Basel zijn zusjes, zijn broer, zijn vader en zijn moeder niet ontmoeten. Wel kon hij vanaf een berg in Jordanië Syrië zien. Basel: “Ik dacht, misschien kan ik mijn familie daar zien, vanaf de berg. Maar nee, ik kon alleen kijken en hen voelen.” 

Kleine wooneenheden

Maarten Davelaar is verbonden aan de Hogeschool Utrecht en doet onderzoek naar de gemengd wooncomplexen. Hij ziet dat gemeenschappelijkheid een belangrijke factor is bij de projecten. Daarbij is het belangrijk dat mensen elkaar leren kennen op een makkelijke manier: “Zorg voor kleinere onderdelen binnen een groot wooncomplex, met prettige gangen en gemeenschappelijke ruimtes, waar bewoners zich thuis voelen.”

Paula Smith, sociaal onderzoeker bij Hogeschool InHolland en bewoner van het Amsterdamse wooncomplex Spark Village, is tevreden over het complex waarin zij samen met 240 anderen woont. De helft is voor mensen met een vluchtachtergrond, de andere helft zijn Nederlandse starters. Op Spark Village zijn er veel activiteiten om dat gemeenschapsgevoel te creëren. Smith: “Het is niet vanzelfsprekend dat mensen een band opbouwen, als ze bij elkaar wonen. Daar is ook echt gezamenlijke tijd voor nodig.”

Meer specialisatie in trauma’s 

Ondanks dat het op veel projecten goed gaat, zijn er de afgelopen jaren verschillende incidenten geweest op deze complexen. Zo was er sprake van zelfdoding, brandstichting en loopt er ook een zedenzaak op een van de projecten. Volgens Smith zijn deze incidenten niet het gevolg van gebrekkig contact of van de woonsituatie, maar het gevolg van een zorgsysteem dat niet voldoende aansluit bij de behoefte van de bewoners. Bij de meeste incidenten waren problemen allang gesignaleerd, maar werd niet op tijd gereageerd. “Bij incidenten is er alleen een crisisdienst, die bepaalt wat er op dat moment moet gebeuren. Maar daarna is er geen vervolgactie. En er zijn geen partijen bij de incidenten betrokken die gespecialiseerd zijn in trauma’s.”

En dat is wel nodig, vindt niet alleen Paula Smith, maar ook Elize Smal, adviseur bij Pharos. Ze houdt zich onder meer bezig met de toegankelijkheid van migranten tot de zorg. Doordat statushouders tijdens hun vlucht naar Nederland veel traumatische gebeurtenissen meemaken, is het belangrijk dat psychische zorg voor hen beschikbaar is, zegt Smal. Voor mensen met een vluchtachtergrond is het vaak moeilijk om toegang te krijgen tot die psychische zorg, omdat ze het Nederlandse systeem nog niet kennen. Smal ziet dat er een gat is tussen de psychische zorg die statushouders nodig hebben en de zorg die geboden wordt: “Die zorg moet laagdrempeliger aangeboden worden.”

Professionele begeleiding

De zorg zou anders georganiseerd moeten worden. Smal: “Bij de woonprojecten ontbreekt een begeleider die professioneel getraind is op heftige psychische klachten. Er moet extra aandacht komen om mensen te helpen de weg te vinden naar reguliere zorg. Iemand die helpt een brug te slaan en die ondersteunt waar nodig.”

Als ze op die manier worden ingericht, kunnen gemengd woonprojecten juist preventief werken, en kunnen eventuele problemen eerder gesignaleerd worden, stelt onderzoeker Davelaar. Ook Elize Smal en Paula Smith zien daarin de kracht van gemengd wooncomplexen. Smith: “De kracht van de community wordt nu ondermijnd omdat er geen passende zorg is als een bewoner psychische problemen heeft.”

Davelaar is voorstander is van de projecten, mits de basisvoorwaarden er zijn: “Zorg ook echt dat je actief in de gaten houdt of er onderling goed contact is. Zo niet, zoek dan naar een alternatieve manier om toegang tot gespecialiseerde zorg te krijgen.”

Het dessert dat Basel heeft gemaakt heet ‘Halawet el Jibn’. Het zijn zoete mozzarellarolletjes met mascarpone, griesmeel en rozenwater. Terwijl we eten zegt Basel: “Wij vinden elkaar gewoon leuk. Wij gaan goed met elkaar, wij zijn gewend aan elkaar. Daarin hebben we ook gewoon geluk gehad. Als ik mijn familie mis, kan ik altijd bij mijn huisgenoten terecht.”

Makers

Redacteur