Het aantal bushaltes is in de afgelopen 5 jaar met 527 afgenomen. In de provincies Drenthe en Groningen is de afname percentueel het grootst, respectievelijk 11 en bijna 7 procent. Flevoland is de enige provincie waar nu meer bushaltes zijn dan 5 jaar geleden. Dat blijkt uit cijfers die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voor ons inventariseerde.
“Je ziet haltes hoofdzakelijk verdwijnen in de landelijke gebieden, maar ook in de stadsranden en de dorpen is die tendens zichtbaar,” zegt onderzoeker Jeroen Bastiaanssen van het PBL. Gecombineerd met het afschalen van sommige dienstregelingen zorgt dat volgens hem voor een verschraling van het openbaar vervoer. “Er wordt vaak ingezet op busverbindingen die je snel naar een treinstation of stadscentrum brengen, maar daardoor komen kronkelroutes door wijken en dorpen soms te vervallen,” stelt hij vast. “Inwoners in die gebieden zijn daardoor regelmatig aangewezen op een auto om bepaalde voorzieningen te bereiken."
Geen normen
Bastiaanssen stelt vast dat beleid vaak gericht is op verbeteren van de bereikbaarheid, maar dat niet duidelijk is wanneer die bereikbaarheid goed of voldoende is. “We hebben recht op onderwijs en recht op zorg, maar we hebben geen recht op de mogelijkheid om binnen een bepaalde tijd op school of in het ziekenhuis te komen. Dat is eigenlijk raar.”
Minder kansen door slechtere bereikbaarheid
Het PBL onderzocht eerder al de bereikbaarheid in Nederland en concludeert dat mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer vaak veel slechter af zijn dan mensen met toegang tot een auto. Bastiaanssen: “Zeker als zij wonen in landelijk gebied, de stadsranden of de suburbane kernen is de toegang tot banen en voorzieningen zoals zorg en scholen slechter.”
Een slechte bereikbaarheid kan grote impact hebben op de levens van mensen. Bastiaanssen: “Het kan zijn dat mensen banen afwijzen en daardoor langer werkloos blijven. Of ze missen zorgafspraken omdat het ziekenhuis steeds slechter bereikbaar wordt.” Het zijn volgens de onderzoeker met name mensen met een laag inkomen, ouderen of jongeren die een groot risico lopen op zogenoemde vervoersarmoede. “Als je geen auto kunt aanschaffen of nog niet of niet meer kunt autorijden dan heb je buiten de stadscentra vaak geen goed alternatief als het openbaar vervoer wegvalt of slechter wordt.”
Staatssecretaris: vervoersongelijkheid onwenselijk
Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) onderkent dat vervoersongelijkheid een probleem is. “Wat je nu ziet is dat er steeds meer verschil ontstaat in de manier waarop mensen toegang hebben tot mobiliteit. En dat is niet wenselijk,” aldus de staatssecretaris. Ze werkt samen met minister Harbers aan een nieuwe mobiliteitsvisie. Heijnen: “Wij vinden het belangrijk dat mobiliteit voor iedereen op een goede manier toegankelijk is. Wij zien dat ook als een recht, dus het is de intentie om daar rekening mee te gaan houden in die mobiliteitsvisie.”
Kijk naar Pointer (KRO-NCRV) over vervoersarmoede op zondag 26 februari om 22:10 uur op NPO2.