Een rat in het gemeenteplantsoen of een hele plaag van deze knaagdieren op een kinderspeelplaats. Vaak komt de gemeente pas in actie als de buurt in opstand komt, ziet Nico Vonk van het Kennisinstituut Bestrijding Ongedierte (KiBO). En dat is veel te laat vindt hij: ‘Gemeenten leunen nog te veel achterover bij de rattenbestrijding en hebben vaak geen idee hoe de rattenpopulatie er in hun gemeente uitziet.’
Vonk houdt zich al jaren bezig met de bestrijding van ratten. Niet als verdelger, maar als adviseur aan gemeenten. Het valt hem op dat bij gemeenten de visie - en daarmee vaak ook het geld - ontbreekt om adequaat op te treden. ‘Vroeger was de rattenvanger bijvoorbeeld in dienst van de gemeente. Hij greep in waar nodig en had zicht op wat er speelde. Dat is nu niet meer zo, dat is allemaal wegbezuinigd.’
Hij vervolgt: ‘Als er een probleem speelt wordt er een commercieel bedrijf ingeschakeld, maar dan spelen de problemen vaak al veel langer. Dan ben je bezig met het blussen van brandjes en niet met echt beleid. En dan pas, in het gunstige geval, gaat zo’n gemeente nadenken hoe ze de overlast kunnen voorkomen.’
Wijzen naar de burger
Vaak wordt er bij het ontstaan van een rattenplaag ook gewezen naar de burger: die laat voedsel slingeren en dat trekt de ongewenste plaagdieren aan. ‘Natuurlijk is dat ook een onderdeel van het probleem, maar je ziet ook dat het voor gemeenten vaak heel gemakkelijk is om het daarop te gooien. Een afschuifmoment, wijs maar weer naar de burger. Maar die burger denkt: gemeente, jij bent aan zet. En daar hebben ze vaak ook gelijk in.’
Gemeenten moeten er volgens Vonk bovendien voor zorgen dat burgers zelf meer gaan melden. ‘Dat zit niet meer in ons systeem en die meldingen zijn juist heel erg belangrijk om problemen vroeg te signaleren.’ Ook daarin moeten gemeenten het de burger wat gemakkelijker maken vindt Vonk. ‘Nu vind je vaak alleen een vage tekst op de gemeentewebsite waar staat dat de gemeente ingrijpt als er risico’s zijn voor de volksgezondheid.’
Rattenapp
De zogenoemde rattenapp die in verschillende gemeenten wordt gebruikt om de rattenpopulatie in kaart te brengen werkt volgens Vonk onvoldoende. ‘In die app moeten de bestrijders invullen hoeveel ratten ze tegenkomen, maar ik vrees dat niet alle meldingen worden doorgegeven en vraag me af of het een goed beeld geeft.’ Vonk ontwikkelde daarom zelf (in samenwerking met Hitechnologies) een alternatief om alle meldingen op één centrale plek te laten binnenkomen. ‘Het gaat dan om meldingen van bijvoorbeeld gemeenten, woningbouwverenigingen én signalen uit het veld van digitale klemmen en camera’s.’
Den Haag
Toch is het niet alleen maar kommer en kwel bij de gemeentelijke bestrijding van de ratten zegt Vonk. Zo is hij zelf betrokken bij de aanpak in Den Haag. Inwoners van de wijk Moerwijk hebben al geruime tijd last van een rattenplaag, zo schreven we al eerder:
De bewoners zien de ratten nog steeds lopen, maar volgens Vonk gaat het daar wel de goede kant op. ‘Alle partijen - woningbouw, gemeente, bewoners - zitten daar om tafel. En zijn gezamenlijk bezig het probleem aan te pakken. En je ziet dat dat helpt, dat er stappen gezet worden.’ Soms zijn het kleine dingen waardoor je de plaag steeds meer onder controle krijgt, legt hij uit. ‘Sommige bewoners in Moerwijk ‘dumpen’ afval vanaf het balkon, dat komt dan in de bosjes onder die woningen terecht. Een prima plek voor ratten om te verblijven. Maar als je die bosjes weghaalt of verplaatst, dan ben je al een stuk dichter bij het oplossen van de plaag.’