“Het was echt de laatste druppel. Mijn moeder belde me en begon te smeken: ‘Ik kan zo geen nacht meer doorbrengen. Ik kan dit niet meer. Alsjeblieft…’”, vertelt Jelena Lesnik. Ze hadden het moment steeds uitgesteld, maar nu moest ze toch de politie bellen, met als gevolg dat haar vader met dementie opgehaald moest worden voor crisisopvang.  

Het ging al een tijd niet zo goed met Dusan Holod (76), de vader van Jelena. Vijf jaar geleden werd dementie bij hem gediagnostiseerd en sindsdien werd dat steeds erger. Hij werd vergeetachtiger, vroeg steeds vaker welke dag het is en begon op een gegeven moment zelfs weg te lopen. De laatste maanden werd het steeds duidelijker dat het thuis niet langer ging, waardoor hij op de wachtlijst werd geplaatst voor een verpleeghuis in de buurt.

Flinke wachtlijsten

De wachtlijst voor een plek in een verpleeghuis is echter lang. In oktober 2022 stonden er 21.795 mensen met dementie op een wachtlijst voor zo’n plek. In 2017 waren dat er nog 8.000, blijkt uit cijfers van Actiz. Er wordt gevreesd dat het aantal wachtenden voor een verpleeghuisplek alleen maar toeneemt de komende jaren. Het aantal mensen met dementie zal namelijk in 2040 – door de vergrijzing – verdubbeld zijn. Toch heeft minister Helder van Volksgezondheid besloten om het aantal traditionele verpleeghuisplekken niet verder uit te breiden. Zij ziet vooral een toekomst in mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen met behulp van intensieve zorg aan huis, mantelzorg en de inzet van zorgtechnologie.

Wanneer je gediagnostiseerd bent met dementie kom je niet direct op een wachtlijst en dat is ook niet nodig. Op dit moment woont driekwart van de mensen met dementie gewoon thuis, met de hulp van thuiszorg en mantelzorg. Je komt pas op zo’n wachtlijst, wanneer het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) beoordeelt dat thuis wonen niet langer verantwoord is. Daarna is het vaak nog maanden wachten tot je naar het verpleeghuis van je keuze kunt.

Oudere vrouw in een stoel leest een boek

Groot tekort aan verpleegzorgplekken, maar bijbouwen lukt niet

De kwaliteit van de zorg voor mensen met dementie komt steeds verder onder druk. De wachtlijsten lopen op en de realisatie van nieuwe verpleegzorgplekken ligt achter op schema

Wachttijd van zes maanden

Zo ging dat ook bij Dusan. Hij liep steeds vaker weg en werd steeds achterdochtiger en agressiever naar zijn vrouw. Daardoor kreeg hij een indicatie waarmee hij kon worden ingeschreven voor een verpleeghuis bij hen in de buurt, maar met een wachttijd van drie tot zes maanden. “We kozen een locatie in de buurt van waar mijn moeder woont. Dan kan ze lopend naar hem toe als ze hem wil bezoeken. We waren van plan om hem rustig naar dit verpleeghuis te begeleiden. Rustig een plek afwachten en dan hierheen komen. Alles was perfect, alleen we konden niet langer wachten toen zijn ziekte zo escaleerde.”

Bedreiging en waanideeën

Op de dag dat het echt uit de hand liep stond de vader van Jelena vijf maanden op de wachtlijst en was er nog steeds geen plek. Het was niet de eerste keer dat de politie gebeld moest worden vanwege Dusan’s gedrag, maar dit keer zocht de vader van Jelena steeds ruzie met zijn vrouw en had hij waanideeën. Dat liep zo uit de hand dat Jelena vreesde voor de veiligheid van haar moeder en van zichzelf. “Toen het echt fysiek werd en hij ging dreigen, toen was het klaar. Mijn moeder deed ‘s nachts geen oog meer dicht en ze was bang van hem geworden. Mijn moeder is tachtig en ik wil ook niet dat haar iets gebeurt. Toen hebben we besloten dat zij een nacht met mij mee ging en hebben we de politie gebeld voor m’n vader.”

De volgende ochtend belde Jelena met de huisarts. Toen zij de situatie had uitgelegd werd het crisisteam ingeschakeld. Het crisisteam, met daarin een psycholoog, maatschappelijk werker en een arts voerde diverse gesprekken met de familie en met Dusan zelf. Al snel werd besloten dat hij naar de crisisopvang moest.

Vrijwillig naar de crisisopvang

De crisisopvang is voor veel mensen met dementie een traumatische gebeurtenis. Mensen worden, vaak tegen hun wil, uit hun omgeving geplukt. In het geval van Dusan viel dat in eerste instantie mee: “Er kwamen twee leuke dames die hem vertelden dat ze hem kwamen ophalen voor zijn werk. Hij pakte zijn werkschoenen in en ging zo mee. Dan sta je met tranen en een lach te kijken. Dat is toch ergens een soort ‘bittersweet’, want je weet dat hij weggaat, maar hij gaat wel vrijwillig mee. Pas in de crisisopvang kreeg hij een delirium en kreeg hij een woedeaanval door de vele veranderingen.”

In de crisisopvang mocht Dusan twee weken blijven. Even leek het erop dat hij daarna naar een tijdelijke plek gebracht zou worden, ver weg van zijn familie. “Ik hield mijn hart vast, want ik dacht: straks moet hij weer naar een andere plek. Maar gelukkig was dat niet nodig, want er was toch een plek vrijgekomen voor hem in het verpleeghuis waar hij voor stond ingeschreven.”

Opluchting

Vooral voor de moeder van Jelena is de situatie zo een stuk beter: “Het is een enorme opluchting dat mijn vader hier nu woont. Vooral voor mijn moeder, die heeft het echt heel zwaar met hem gehad. Als mantelzorger heb ik natuurlijk geholpen, maar zij deed het meeste werk. Ze mist hem wel, maar ze voelt zich beter en ziet er beter uit. En ze kan hem opzoeken wanneer ze wil.”

Ook voor Dusan is de situatie zo beter. Meestal is hij rustiger, al zoekt hij nog steeds wel eens het conflict. “Hij moest wel even wennen hier, maar ik merk dat hij toch zijn plek heeft gevonden. Ik zie ook dat hij een vriendinnetje heeft waar hij vaak mee praat en nog een andere oudere man waar hij vaak een praatje mee maakt. Hij heeft zijn plekje in een groepje gevonden heeft er vrede mee dat hij nu hier woont. Daarom kan ik hem hier met een gerust hart achterlaten. Maar als hij eerder hier een plek had gekregen was het een veel rustigere transitieperiode geweest, zonder politie en crisisteam.”

Wil je op de hoogte blijven van dit onderzoek?

Elke week sturen we je onderzoeksverhalen, tips van de redactie, en verhalen die je nog van ons kan verwachten.

Makers