Het aantal zelfstandigen met een hoofdinkomen uit ondernemerschap dat een arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) afsluit, neemt af. Naar minder dan 20 procent in 2016, blijkt uit cijfers van het CBS. Maar ze zoeken wél naar alternatieven, blijkt uit de reacties die we krijgen op ons onderzoek Zelfstandigen zonder verzekering.
Vooral het zogenoemde Broodfonds blijkt populair onder zzp’ers. Het aantal Broodfondsen is de afgelopen 10 jaar dan ook exponentieel gegroeid. Maar ook voor de zelfstandigen in de bouw is er een alternatief voor de traditionele arbeidsongeschiktheidsverzekering die voor veel bouwvakkers onaantrekkelijk is vanwege de hoge premie. We zetten vier alternatieven op een rij.
1. Broodfonds
‘Ik ben verzekerd bij een Broodfonds,’ reageert tipgever Annet. Haar pogingen om een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten, liepen volgens haar spaak vanwege haar leeftijd. ‘Ik ben boven de 50, de premie is voor mij veel te hoog.’ Ook Rob vindt een Broodfonds een goed alternatief. ‘Je kent elkaar en je bepaalt zelf de hoogte en lengte van de uitkering. Op basis van vertrouwen. Er komt geen commerciële verzekeraar aan te pas.’ Maar een andere tipgever, een voormalig schadebehandelaar bij een grote verzekeringsmaatschappij, waarschuwt voor het Broodfonds als alternatief voor de aov. ‘Levensgevaarlijk. Een Broodfonds keert maximaal twee jaar uit. En daarna heb je alsnog helemaal niks.’
We hameren er bij nieuwe deelnemers op dat ze nadenken over de periode na die twee jaar
André Jonkers is één van de oprichter van het Broodfonds. Hij laat ons weten dat er inmiddels 464 fondsen zijn, verspreid over heel Nederland. Ze hebben in totaal 21.000 deelnemers. Het Broodfonds dankt zijn populariteit volgens hem voor een groot deel aan het slechte imago van de commerciële aov. ‘Of het nu gaat om de hoogte van de premie, de weinig transparante werkwijze, of het feit dat een groep mensen überhaupt geen aov kan afsluiten, bijvoorbeeld mensen met een hoge leeftijd, zware beroepen of chronische ziekte. Voor hen biedt een Broodfonds uitkomst.’ Al benadrukt Jonkers zelf ook dat een Broodfonds slechts een tijdelijke dekking biedt. ‘We hameren er bij nieuwe deelnemers dan ook op dat ze nadenken over de periode na die twee jaar. Bijvoorbeeld de mogelijkheid van een aanvullende aov. Het voordeel daarvan is dat je een wachttijd van twee jaar hebt en daarmee de premie fors naar beneden kunt brengen.’
2. AOV Bouw
Charles Verhoef van Zelfstandigen Bouw vindt dat er voor alle werkenden één systeem moet komen, om de risico’s te dekken die je in je eentje niet kunt dragen. Maar in de politiek bestaat hiervoor nog onvoldoende draagvlak. En dat is volgens Verhoef schrijnend: ‘Bouwvakkers boven de 45 jaar worden door de verzekeraar zelden geaccepteerd. Tik je maar eens in op zo’n formulier op internet, dat je een metselaar bent van 46 jaar. Dan is het ‘helaas pindakaas’, maar je komt er echt niet meer in. En zo ontstaat er in de bouw, maar ook in andere zware beroepen zoals de zorg, een enorme kloof tussen het aantal mensen dat zich wel wil, maar niet kán verzekeren.’
Om die reden is de belangenbehartiger dit jaar zélf een voorziening begonnen: AOV Bouw, met bijna 600 deelnemers uit de bouw, en sinds kort ook AOV profs, voor mensen uit andere beroepsgroepen, bijvoorbeeld de zorg. ‘Iedereen kan meedoen ongeacht leeftijd of medisch verleden. Ook gedeeltelijk arbeidsongeschikten zijn welkom. Je komt uiteraard niet in aanmerking voor een uitkering voor datgene waarvoor je al voor aanvang van deelname arbeidsongeschikt bent geraakt.’
De maandelijkse inleg is met 150 euro iets hoger dan in een Broodfonds, en de maximale uitkering van netto 2000 euro iets lager. Ook is de groep deelnemers groter en bepaalt een onafhankelijke Arbo-arts of iemand arbeidsongeschikt is. Net als bij het Broodfonds kent ook AOV Bouw een maximale looptijd. Bij een maandelijkse premie van 150 euro is dat twee jaar. En bij een maandelijkse premie van 350 euro is dat vijf jaar. ‘Maar als je ouder bent dan 60 jaar ontvang je een uitkering tot aan de AOW-leeftijd.’
3. Verzekering via het UWV
Als startende ondernemer kun je ook bij het UWV een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten. Maar deze aanmelding moet plaatsvinden binnen dertien weken nadat de verplichte werknemersverzekering via het voormalige werk of uitkering is gestopt. Uit de reactie die we krijgen op ons onderzoek is dit een optie waarvan veel zzp’ers helemaal niet van op de hoogte zijn. Een woordvoerder laat ons weten dat het aantal verzekerden de afgelopen jaren met 15.000 dan ook stabiel is gebleven. Terwijl het aantal zzp’ers groeit, en ook het aantal deelnemers in de broodfondsen fors is toegenomen. De premie is op basis van het dagloon (gemiddelde inkomsten) en kan berekend worden met behulp van deze rekenhulp.
4. Vangnet van de verzekeraars
Naast een handvol nieuwe initiatieven gericht op zzp’ers, waaronder Sharepeople (een online netwerk met meer dan 1000 ondernemers waarbij iedereen geld inlegt op een eigen bankrekening) en het Tulpenfonds (waarbij het accent ligt op de ondersteuning om weer aan het werk te gaan), bestaat er tenslotte ook nog zoiets als het aov-vangnet van de commerciële verzekeraars: iedereen kan zich ongeacht leeftijd, beroep of medische geschiedenis verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Maar een hele populaire optie is dat niet erkent het Verbond van Verzekeraars in een reactie. ‘Het is nadrukkelijk een vangnet voor mensen met een sterk verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid die eerder om medische redenen zijn afgewezen voor een reguliere aov. Daarom is dit aanzienlijk minder aantrekkelijk. Je bent verzekerd voor 70 procent van het minimumloon, hebt twee jaar wachttijd, en betaalt aan premie de hoofdprijs. Maar het voordeel is dat iedereen er eentje kan krijgen.’
Het Verbond van Verzekeraars vindt het een goede ontwikkeling dat er steeds meer alternatieven voor een reguliere aov op de markt komen. ‘Er is steeds meer te kiezen en zzp’ers kunnen hiermee een deel van hun risico afdekken. Maar we vinden het ook zorgelijk, want het is maar een deel van de oplossing. We vragen ons af of zzp’er die voor een regeling met beperkte dekking kiezen eigenlijk wel een goed beeld hebben van waar ze wel en niet voor verzekerd zijn.’