In ons onderzoek naar de Vastgoedboeken van de Duitse bezetter komen we voor het eerst verhalen tegen over ‘goede’ kopers van geroofd Joods vastgoed. We komen in contact met een nabestaande van een Leidse, Joodse familie wiens naam in de Verkaufsbücher voorkomt. Uit documenten uit haar privécollectie blijkt dat een buurman van het Joodse gezin de woning heeft veiliggesteld, met behulp van een vermogende fabrikant. En dat is niet het enige verhaal waarin een fabrikant een prominente rol speelt. 

In dit verhaal lees je hoe de buren van Joodse vastgoedeigenaren in de bres sprongen om het geroofde vastgoed uit handen van de Duitsers te houden. Het is een uitzondering op de regel, want vele panden werden opgekocht door Duitsgezinde oorlogskopers. Zo ook in Leiden. Het verhaal over de foute oorlogskopers lees je hier.

Header[1].jpg

Leidse vrienden kochten grote hoeveelheid geroofd Joods vastgoed op

Wie deden dat eigenlijk, Joods vastgoed opkopen? We komen achter het verhaal van twee vrienden.

"Beste Els, er zijn verschillende kwesties die voor je uitgepuzzeld moeten worden. Omdat ik geen advocaat ben en vooral ook omdat ik geen telefoon heb, gaat er nogal wat tijd in zitten. Daarom bericht ik je nu pas." Deze woorden staan geschreven in een brief van Kees Goudsmit, gericht aan Els Cosman. De brief dateert van 26 juli 1945, vlak nadat Nederland is bevrijd en Duitsland zich heeft overgegeven. Els Cosman, de ontvanger van de brief, heeft dan net de oorlog overleefd omdat ze wist te onderduiken. Ze is de enige overlevende van haar familie. Haar moeder Rachel Cosman-Mendes da Costa, zal later blijken, is in Auschwitz vermoord. Haar vader Eduard Cosman was in 1942 al in Leiden overleden.

De brief van Kees Goudsmit gaat verder: "Het huis is zoals je weet door je moeder destijds aan de heer Gobée verkocht. De heer Gobée deed zulks om je moeder te helpen, omdat zij anders naar Amsterdam zou moeten verhuizen. De prijs was 13.000 gulden. Met de heer Gobée had ik langdurig onderhoud. Hij is een braaf man." De brief wordt met sierlijke letters afgesloten: "Groeten, Kees".

De namen van Cosman en Gobée komen voor in de Verkaufsbücher, de vastgoedadministratie van de Duitse bezetter. Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden door heel Nederland Joodse panden geroofd en doorverkocht. Zo ook in Leiden. Uit de data van de Verkaufsbücher blijkt dat het in Leiden om 69 transacties gaat. Eén van die transacties is die tussen ‘verkoper’ E.A. Cosman en de koper E. Gobée. Het gaat om een woning aan de Witte Singel 19 in Leiden. Het bedrag dat in de brief wordt genoemd, 13.000 gulden, staat ook vermeld in de data van de Verkaufsbücher.

211209_vastgoedboeken-1.png

Eduard Abraham Cosman trouwt in 1909 met Rachel Mendes-de Costa. Vanuit Amsterdam verhuizen ze naar Leiden, waar ze hun thuis vinden aan de Witte Singel 19. Een woonhuis met een mooi uitzicht over de gracht die dezelfde naam draagt als de straat. Eduard Cosman is een gerespecteerd advocaat met een kantoor aan de Breestraat. Hij doet veel zaken voor de gemeente Leiden. Zijn vrouw is penningmeester van het Leidse Centraal Israëlitisch Wees- en Doorgangshuis aan de Roodenburgerstraat in Leiden. Aan de Witte Singel worden twee kinderen geboren, Arnold (1910) en Els Cosman (1911).

Maar dan breekt in mei 1940 de oorlog uit en volgen de dramatische gebeurtenissen elkaar op. Op de dag van de capitulatie berooft zoon Arnold zich van zijn leven. Een jaar later mogen op last van de bezetter vader Cosman en dochter Els, die in Amsterdam als apotheker werkt, hun beroep niet meer uitoefenen. In februari 1942 komt Eduard Cosman te overlijden. Datzelfde geldt voor Cosmans compagnon in het advocatenkantoor, Kees Goudsmit. Als Eduard Cosman in februari 1942 overlijdt, is Kees Goudsmit een grote steun voor moeder en dochter Cosman. Els duikt vijf maanden later onder in Rotterdam. Rachel Mendes-da Costa wordt begin 1944 opgepakt en zal het concentratiekamp Auschwitz niet overleven.

211209_vastgoedboeken-3.png

Kees Goudsmit ontsnapt ternauwernood aan de dood. Hij is met zijn familie via Westerbork gedeporteerd naar het Tsjechische kamp Theresienstadt. Uiteindelijk weten zij het kamp te overleven en keren terug naar Nederland. Van de Cosman-familie is Els de enige overlevende die terugkeert. Een maand nadat Goudsmit zelf terug is gekeerd uit een concentratiekamp, klimt de compagnon in de pen en schrijft hij Els een brief waarin hij vertelt wat er precies is gebeurd met het huis aan de Witte Singel.

Anders dan in de meeste andere gevallen is de woning van haar Joodse ouders niet in handen van verkeerde personen gekomen. Tijdens de oorlog heeft Emile Gobée, de buurman van nummer 20, het huis gekocht in nauw overleg met Rachel Cosman. Zo valt te lezen in documenten die wij via de dochter van Els, Pauline Micheels, verkrijgen.

In een volmacht, geschreven door Rachel Mendes-da Costa, wordt duidelijk dat zij het huis en alles wat zich daarin bevindt overdraagt aan buurman Gobée. Als het huis door hem is gekocht, wordt in een huurovereenkomst vastgelegd dat Rachel Cosman huurster zal worden. Maar het verhaal krijgt een andere wending, wanneer er nieuwe archiefstukken opduiken. Gobée heeft het geld niet om de woning te kopen en moet aankloppen bij zijn buurman op nummer 21, Adrie de Koster. De Koster, eigenaar van een meelfabriek en een bekend fabrikant in Leiden, leent het bedrag aan Gobée, zodat die het huis kan kopen.

211209_vastgoedboeken-5.png

Op deze manier weten deze buren aan de Witte Singel, met de hulp van een vermogende Leidse fabrikant, de woning van de familie Cosman veilig te stellen en uit handen te houden van de Duitsers. Na de oorlog komt het huis weer in bezit van Els Cosman, ze krijgt het huis kosteloos terug. De woning aan de Witte Singel bestaat tegenwoordig niet meer. In 1967 is een deel van de Witte Singel afgebroken. Tegenwoordig vind je op die plek de Universiteitsbibliotheek Leiden.

Verzetsheldin

Niet alleen aan de Witte Singel zorgen buren ervoor dat een Joodse woning uit handen blijft van de Duitse bezetter. Op 1 kilometer hemelsbreed van de Witte Singel, staat een pand aan de Haarlemmerstraat 171. Ook dit adres komt voor in de data van de Verkaufsbücher. De ‘verkoper’ is A. Turksma en het pand wordt overgenomen door C.C. Wirtz. Met de koop is een bedrag gemoeid van 10.700 gulden.

Abraham Turksma is een handelaar uit Leeuwarden die in de beginjaren van de 20ste eeuw naar Leiden verhuist. Daar woont hij met zijn familie aan de Haarlemmerstraat 171, waar zij ook een winkel in wol en handwerkartikelen hebben. Abraham Turksma trouwt met Mietje Velleman en uit dit huwelijk worden Nathan en Willem Turksma geboren. Na het overlijden van Turksma in 1941 in Sneek en zijn derde vrouw in 1942 in Auschwitz wordt vermoord, zijn de beide zoons elk voor de helft eigenaar.

211209_vastgoedboeken-2.png

In 1941 wordt het pand door de Duitsers gevorderd en dus geroofd. Het Algemeen Nederlands Beheer van Onroerende Goederen (ANBO) gaat voor de Duitsers op zoek naar een nieuwe eigenaar. Dan duikt daar ineens Cornelia ‘Corry’ Catharina Wirtz op. Zij geeft aan de woning te willen kopen en betaalt daar 10.700 gulden voor. Wirtz is op dat moment een winkelbediende die in de winkel van de familie Turksma werkt. Uit stukken uit het archief van het Kadaster in combinatie met oude krantenknipsels valt op te maken dat Wirtz op 16 april 1943 de winkel op haar naam heeft gekregen.

Opvallend genoeg verkoopt ze het perceel op diezelfde dag weer door aan Gerrit Overduin. Overduin, net als Arie de Koster een bekende Leidse fabrikant, betaalt precies hetzelfde bedrag voor de overname. Dat Overduin vermogend is, blijkt wel uit het archief van het Kadaster. De fabrikant bezit namelijk heel veel panden. Het is aannemelijk dat Overduin als geldschieter heeft gefungeerd voor Wirtz, zodat het winkelpand niet in handen komt van foute oorlogskopers.

211209_vastgoedboeken-header.png

De Vastgoedboeken: van kille spreadsheet naar aangrijpende verhalen

In 1982 wordt Corry Wirtz geïnterviewd. In dit interview, onderdeel van een groter onderzoek naar verzetshelden in de periode 1940 – 1945, vertelt Wirtz het één en ander over de winkel aan de Haarlemmerstraat 171. "Wij hadden een Joodse zaak en die hebben we, omdat die afgenomen werd, op mijn naam laten zetten op 1 juni 1940. Ik heb toen natuurlijk alles geprobeerd om die zaak en die jongen te redden, maar dat ging natuurlijk niet. En toen ben ik in november 1941 beheerster-Verwalter van die zaak geworden en dat hield in dat ik rekening en verantwoording af moest leggen bij de moffen van de inkomsten en uitgaven", vertelt Wirtz aan de interviewer.

Ze noemt in het interview ‘die jongen’. Dat gaat vermoedelijk over Willem Turksma, één van de zonen van de in 1941 overleden Abraham Turksma. Willem zal de oorlog niet overleven. In 1943 wordt hij weggevoerd en op 9 juli datzelfde jaar omgebracht in Sobibor. De andere zoon, Nathan, overleeft de oorlog wel. Hij is voor de helft eigenaar van het pand aan de Haarlemmerstraat 171. De andere helft is in bezit van Corry Wirtz. Willem Turksma benoemde haar tot universeel erfgenaam in zijn in 1943 opgemaakte testament. In onderling overleg doet Nathan afstand van het eigendom en daarmee komt het pand volledig in bezit van Wirtz. Het pand bestaat nog steeds. Tegenwoordig is de kledingwinkel ONLY daar gevestigd.

Ondanks dat in deze gevallen goed valt te reconstrueren wat er met het Joodse vastgoed in Leiden is gebeurd, blijven er nog veel vragen over ander Joods vastgoed open staan. In totaal gaat het om 69 transacties in Leiden, die momenteel worden onderzocht door Erfgoed Leiden en Omstreken. Dit vooronderzoek zal eind dit jaar klaar zijn.

Dit verhaal is tot stand gekomen met medewerking van dr. Pauline Micheels, dochter van Els Cosman, en Cor de Graaf, adjunct-directeur van Erfgoed Leiden en Omstreken.

Wil je op de hoogte blijven van dit onderzoek?

Elke week sturen we je onderzoeksverhalen, tips van de redactie, en verhalen die je nog van ons kan verwachten.

Makers