Na het verhaal van Hans over zijn burn-out, spreek ik nu met Florien Vaessen die ook thuis kwam te zitten. Zij maakte carrière bij een grote bank. Maar na 25 jaar werken voor een ‘stroperige grote organisatie’, zoals zij het zelf noemt, was ze van de ene op de andere dag ineens helemaal op.

‘Ik stond klappertandend onder de douche ’s morgens. Ik had weer twee aspirines genomen en dacht: ik moet echt gaan, want ik moet nog van alles. Mijn man zei toen: ‘Je kan helemaal niet werken zo.’ En inderdaad, ik was niks meer waard. Als je dan eenmaal gaat liggen, komt alles eruit. Ik kon niks meer. Het is zoals een colafles die je eerst schudt. Als je de dop erop houdt, lijkt er niks aan de hand, maar doe je de dop eraf dan spuit alles eruit.’

Preventie

Vaessen blijft vervolgens maandenlang thuis. Diagnose: Burn-out. Met onderliggend een acute vorm van de ziekte van Pfeiffer. ‘Zelfs nu, vier jaar later, vind ik het moeilijk om te voelen hoe ik me toen voelde. Ik kon niks meer.’ Met terugwerkende kracht kan Vaessen wel zien dat er al veel langer signalen waren dat het niet goed ging. ‘Het is een sluipend proces. Ik had allerlei fysieke klachten. Ik had vaak last van mijn nek, meer hoofdpijn. Later hoorde ik dat als je in één jaar vaker dan drie keer kortdurend ziek bent, dat dat al een indicator kan zijn. Bedrijven zouden dus veel meer aan preventie kunnen doen door dat in de gaten te houden.’

Volgens de oud-bankmedewerker wordt burn-out nu nog teveel gezien als individueel probleem, terwijl het volgens haar inmiddels een groot maatschappelijk probleem is geworden. Vaessen schreef daarover het boek: ‘Op de bank. Hoe ik ziek werd van mijn werk. Net als een miljoen andere Nederlanders’.

‘Ik vergelijk het altijd met een mobiele telefoon. Je hebt op een gegeven moment geen idee meer hoe ver de batterij is opgeladen. Je zit blijkbaar al heel lang in het rood en opeens is het zwart en sta je op uit.’ Vaessen denkt dat er heel veel werknemers op de werkvloer rondlopen die allang zwaar in het rood staan, maar dat niet doorhebben. ‘Dat is zo ongezond.’

Hard onderuit

In al die jaren bij de bank maakt ze een flinke carrière tot ze uiteindelijk manager wordt van een grote afdeling. ‘Het gevaar is dat je je niet meer afvraagt of je dit nu wel echt wilt. Als je ergens middenin zit en je speelt volgens dat systeem een belangrijke rol dan lijkt dat de ‘center of the universe’. Wat natuurlijk niet zo is. Ik moest hard onderuit gaan en ziek worden om anders naar dingen te gaan kijken.’

Achteraf denkt Vaessen dat het gebrek aan autonomie een grote oorzaak is van haar ziekte. ‘Ik zat echt in een ongezonde werksituatie. Ik deed veel te veel nutteloze zaken zoals oeverloos vergaderen, van de ene stuurgroep naar de andere. In zo’n groot bedrijf gaat heel veel tijd zitten in het proces, dus ik was steeds minder bezig met de inhoud. Ik deed niet de dingen waar ik eigenlijk goed in ben. Ondertussen raakte ik steeds afgestompter en cynischer. Net als meer mensen om me heen, dus je denkt dat het normaal is. Het onderwerp van mijn boek is dus ook: de verhouding van jou als individu met de werkomgeving en hoe je die gezond kan houden.’

Ongezonde werkomgeving

Volgens Vaessen was er in haar bedrijf altijd wel iemand ziek. Ook waren er volgens haar veel ‘conflictjes’. ‘Het duidt allemaal op een ongezonde werkomgeving. Het gekke is: niemand wil dat het zo gaat, maar het is een systeem dat we met zijn allen in stand houden. En elke keer als iemand ziek wordt, wordt die weer opgelapt, teruggestopt in het systeem en uiteindelijk verandert er niks echt.’ Vaessen hoort dat het in veel grote bedrijven zo gaat.

Als ze na een paar maanden weer aan de slag gaat, begint ze met twee keer twee uur in de week om rustig op te bouwen. ‘En dat lukte zelfs niet. Ik was al moe als ik op het werk aankwam. Ongelofelijk.’ Ze merkte ook dat veel mensen niet wisten hoe ze ermee om moesten gaan. ‘Er rust duidelijk nog een taboe op burn-outs. Vooral in de corporate-wereld. Dat is toch een soort apenrots en wie ziek is, is zwak en zwak is niet goed.

Re-integratie

Hans, over wie we eerder schreven, raakt tijdens zijn burn-out in conflict met zijn werkgever. Hij stelt door toedoen van de casemanager van het re-integratiebureau juist nog zieker geworden te zijn. Die zou, samen met zijn werkgever, maar één doel hebben gehad: Hans moest zo snel mogelijk weer aan het werk.

Florien Vaessen heeft een betere ervaring. Binnen de bank hebben ze een eigen arbodienst met bedrijfsartsen, dus daar kon Vaessen terecht. ‘Je zit wel in een extreem kwetsbare positie. Want je weet niet goed wat je is overkomen en je schaamt je ook wel. Met re-integreren kom je weer in contact met je werkgever of bedrijfsarts en die gaat dan ineens bepalen wat je wel weer zou kunnen doen. Dat is wel heel zwaar.’ Toch zegt Vaessen dat ze goede ervaringen had met haar bedrijfsarts, die er belang aan hechtte dat ze helemaal herstelde.

Nu werkt Vaessen als zelfstandig ondernemer en werkt ze evenveel uren, maar heeft ze vooral veel energie en zin in haar werk. ‘Ik ben ervan overtuigd dat het dus niet te maken heeft met hard werken. Het gaat erom of je je autonoom voelt in je werk. Dat je energie krijgt van je werk in plaats van dat het alleen maar energie kost.’

Makers