Eind 2018 gingen we langs bij ziekenhuisdirecteur Marjolein Tasche. Zij moest ‘s nachts haar spoedeisende hulp-afdeling sluiten, omdat er te weinig verpleegkundigen waren. Hoe gaat het in deze crisistijd bij haar in het Franciscus Gasthuis & Vlietland in Rotterdam?

We kunnen niet naar het ziekenhuis om Tasche te interviewen. Daarom vragen we haar of ze een halfuurtje kan vrijmaken voor een gesprek via Skype.

Hoe heeft u de afgelopen weken ervaren?
“Het waren roerige weken, kan ik je zeggen. Al voordat de communiqués het land in waren, waren wij aan het voorbereiden. Die eerste fase was heel heftig: we hebben alles hier omgegooid in een niet COVID-stroom en een wel COVID-stroom. Je wilt dat alle acute zorg doorgaat. En ernstige ziekten ook, zoals oncologische zorg. We hebben veel van medewerkers gevraagd om ze te laten bijspringen waar nodig. Het is nu nog steeds alle hens aan dek hier in het ziekenhuis. Alleen qua inrichting is het inmiddels wat stabieler.”

En hoe is het op de IC?
“Daar gaat het natuurlijk in het nieuws elke dag over. Dat zijn dagkoersen. We zijn aan het opschalen, dat doen alle ziekenhuizen. Wij zitten nu op dubbele capaciteit. En daar zit een heel systeem achter: materialen moeten kloppen, plekken moeten kloppen, en vooral personeel en handen moeten kloppen.”

Hoe gaat dat?
“Dat is heel spannend. We vragen onze mensen anders te werken dan dat ze normaal doen. Dat betekent dat mensen van de orthopedie-afdeling bijvoorbeeld nu ook helpen op de IC. En we hebben sinds gisteren bijvoorbeeld ook mensen van Defensie in huis. Iedereen moet opgeleid worden. Het systeem is dat de intensivisten en de IC-verpleegkundigen zich wat meer verdunnen en hulptroepen krijgen die spoedcursussen hebben gehad. Zij helpen de normale IC-medewerkers, maar kunnen ook steeds meer zelf, en zo kunnen we dus weer meer verdunnen.”

U ziet er nog vrij opgewekt uit.
“Dat moet ook. Dat neemt niet weg dat ik heel veel zorgen heb en dat we heel hard bezig zijn. Maar hoofd koel en hart warm, he.”

Wat is de voornaamste zorg?
“Zijn wij met zijn allen in staat om dit aan te kunnen? Zonder dat je een oorlogssituatie krijgt qua selectie. Daar werken we hard aan. We hebben veel medewerkers waar we veel van vragen op dit moment. Zij doen dat fantastisch. Maar we willen ook graag dat zij fijn naar huis gaan. En ook met een gerust hart aan het werk blijven, ook na de crisis. En dat is soms best wel heftig.”

Kunt u daar een voorbeeld van geven?
“Ik sprak laatst een medewerker die vanuit een hele andere afdeling helpt op een cohort-afdeling waar de coronapositieve patiënten liggen. Die patiënten zijn vaak heel ziek. En dat is voor een verpleegkundige die normaal in een vak zit waar mensen niet heel ziek zijn of sterven, heel heftig. Zij staat nu op een afdeling waar dat wel gebeurt. Dat heeft grote impact. We doen er als ziekenhuis alles aan om die mensen hun hart te laten luchten en ze bij te staan. Maar het blijft heftig.”

We zijn eind 2018 bij jullie in het ziekenhuis geweest om te filmen. Toen vertelde u over het sluiten van de spoedeisende hulp in de nacht vanwege tekort aan personeel. Is dat nu wrang?
“Deze situatie is zo anders dan anders, dat we sowieso heel veel hulpkrachten van andere vakken en disciplines nodig hebben. We hebben nu al zo veel meer handen nodig, dan we voor de crisis al gehad hadden willen hebben. Dat we meer moeten opleiden, blijft wel staan.”

Misschien is het voor de rest van Nederland nu ook wat duidelijker: dat dat ook echt moet.
“Nou zeker, ik denk dat de rest van Nederland die urgentie heel erg voelt. Maar ik blijf erbij dat we nooit altijd alle capaciteit klaar kunnen hebben om een situatie als waar we nu in zitten, op te vangen. We kunnen ook niet aan de garages vragen om in een week alle auto’s in Nederland een beurt te geven.”

Dat is wat nu wel moet gebeuren?
“Eigenlijk wel. Het is een rare metafoor misschien. Maar dit is wel heel uitzonderlijk.”

Hoe kijk je naar de komende weken?
“Als we met z’n allen de maatregelen kunnen handhaven, dan hoop ik dat de toename afneemt en dat we toch goede zorg kunnen blijven leveren. En ik hoop oprecht dat we straks wat meer beschermingsmaterialen hebben, mondkapjes en jassen. En dat we weer wat meer bezoek kunnen toelaten bij hele zieke mensen, want dat is natuurlijk ook heel naar. Voor de patiënt maar ook voor de familie die een dierbare achterlaat bij ons. En ik hoop dat we genoeg medicatie hebben. Dat geeft ook constant druk op de zaak. Daar zit mijn zorg vooral. Voor de rest doen we ons stinkende best.”

Over die beschermingsmiddelen: Hoe staat het daarmee bij jullie?
“Dat is iedere keer rekenen: hoeveel dagen hebben we nog? En stel dat het zo toeneemt dat we morgen zoveel nodig hebben, hoeveel dagen hebben we dan nog? En dat delen we met onze partners in de regio. Vooralsnog hebben we voldoende. En we bewaren alles om te kunnen hersteriliseren. Dat ligt klaar voor als we echt nood krijgen. Maar de dreiging dat je onbeschermd zorg zou moeten leveren dat geeft extra stress, denk ik, ook in de huisartsenzorg en in de ouderenzorg.”

Heeft u het idee dat we goed genoeg voorbereid zijn geweest op een situatie als deze?
“Volgens mij heeft niemand kunnen voorzien dat iets zo hard gaat. Dat blijkt natuurlijk ook wel uit de toestand in de hele wereld. We hebben ervaring met eerdere griepperiodes, waarin ook heel veel mensen zijn overleden. Maar we hebben niet kunnen voorzien dat dit een periode zou zijn, dat zóveel mensen zó ziek zouden worden. Dat de ademhaling zo in het gedrang zou komen. Op sommige dingen kun je je bijna niet voorbereiden. En ik vind dat de zorg heel vlot in de benen is gekomen.”

Makers