Jaarlijks krijgt een tiental jongeren een PIJ-maatregel opgelegd, beter bekend als ‘jeugd-tbs’. Het is de zwaarste maatregel die een rechter aan een jongere in het jeugdstrafrecht kan opleggen. Binnen de muren van een jeugdinstelling krijgt deze groep een intensieve behandeling. Maar de buitenwereld is vervolgens weerbarstig, ziet reclasseringswerker Selmah Louelmouti. En de recidivecijfers liegen er niet om.
“Ik zeg altijd tegen de jongens: ‘ik ben niet te vertrouwen, maar wel betrouwbaar”, vertelt de Rotterdamse reclasseringswerker Selmah Louelmouti. Dat klinkt dubbel, maar het is misschien ook wel kenmerkend voor de rol van de reclassering in de strafrechtketen. “Wij moeten constant risico’s analyseren en rapporteren alles aan de justitiële jeugdinstelling of het OM. Dat kan betekenen dat we adviseren om een jongere terug te plaatsen. Tegelijkertijd vragen we van een jongere ook openheid van zaken.”
“Echt vertrouwen kun je me dus niet”, zegt Louelmouti, die dagelijks jongeren spreekt en begeleidt die in het laatste traject van hun PIJ-maatregel zitten, of onder voorwaarden weer buiten in de samenleving zijn. “Maar ik kom nooit onverwachts op huisbezoek. Ik ben heel transparant en plaats jongeren niet zonder waarschuwing terug. Het feit dat ik heel eerlijk ben, zorgt wel dat ik contact met de jongeren krijg.”
Het leven buiten de muren
Jongeren met jeugd-tbs zitten soms 6 tot 7 jaar binnen. “Ze zijn eigenlijk opgevoed door justitie”, legt Louelmouti uit. “Eenmaal buiten wordt er dan behoorlijk wat van ze verwacht. Ze moeten met geld kunnen omgaan, naar dagbesteding gaan, afspraken maken met de reclassering. Ik denk dat we ons moeten realiseren dat ze een wedstrijd spelen, die ze bij voorbaat al verloren hebben. Ze hebben een shitload aan problematiek, maar moeten zich vanaf dag één bewijzen.”
En dat bewijzen en normaal functioneren lukt in veel gevallen (nog) niet. Dat blijkt ook als je naar de recidivecijfers van jeugdigen met een PIJ kijkt. Meer dan de helft gaat opnieuw de fout in en belandt weer voor langere tijd achter tralies. Louelmouti vindt dat deze groep jongeren niet vergeten mag worden, ook al ziet een groot deel van de samenleving ze liever niet buiten. “We moeten ze niet uitsluiten. Dan voelen ze zich geen onderdeel meer van de samenleving. Juist dan is de kans op recidive stukken groter.”
Tussen wal en schip
Louelmouti vindt dat de groep PIJ’ers nu vaak tussen wal en schip valt “Het is echt de vraag waar deze groep thuishoort. Ze vallen deels onder de jeugdwet, waardoor ze als jeugdigen geplaatst moeten worden in een jeugdvoorziening na hun PIJ. In hun maatregel zijn ze soms al 22, 23 jaar oud, een volwassen leeftijd dus. Hun problemen zijn daardoor veel te complex om in een jeugdinstelling, tussen tieners, te behandelen.”
Geld blijft ook een groot probleem. Zeker nu er een bezuiniging van een miljard euro boven het hoofd van jeugdzorg hangt, waar ook de hulp voor PIJ-jongeren uit wordt betaald. “Soms komen ze in een kleinere gemeente terecht. Dan is meteen de hele pot geld voor de jeugdzorg op, omdat die gemeente het moet betalen. Daarnaast is niet iedere gemeente ingespeeld op de complexe problemen van deze jongeren.”
“Waar we ook tegenaan lopen is het vinden van woonplekken. Als deze jongeren op proefverlof gaan is alles nog tot in de puntjes geregeld. Maar dan volgt voorwaardelijke beëindiging. Soms vind je dan geen woonplek, gaan de gevangenisdeuren open en dan staan ze op straat. Dan moeten ze naar de nachtopvang. Wat zitten we dan met elkaar te behandelen?”, vraag Louelmouti zich af.
“Als een jongere 18 wordt vervalt er ook heel veel voor ons. We kunnen dan alleen contact leggen met familie en vrienden als de jongeren toestemming geven, en dat doen ze vaak niet. Je weet daardoor niet altijd of een jongere kan terugvallen op een goed netwerk.”
Geen modelburgers
Al met al komt er eenmaal buiten veel af op jongeren met een PIJ en de hulpverlening eromheen. “Ik verwacht niet dat ze modelburgers worden. Ik zeg dit ook niet omdat ik iedere jongere wil redden. Maar we moeten wel ons best doen om ze een plek te gunnen. En we moeten ons ook realiseren dat daar heel veel voor nodig is. Deze jongens horen ook bij onze maatschappij, en het zijn hele beschadigde mensen, maar ze zijn er nog wel”, concludeert Louelmouti.
De oplossing zit uiteindelijk ‘in het maatwerk’, ziet Louelmouti. “En dat doe je onder andere door jongeren in hun kracht te zetten. Veel hulpverleners en straatcoaches zijn echt toppers, die kunnen de jongeren weer een stem geven. Zo’n positieve aanpak, zorgen dat ze leuke en zinvolle dingen doen, is uiteindelijk wel een van de belangrijkste dingen manieren om nieuwe slachtoffers te voorkomen.”