Hoe kan het dat als je nog steeds thuis woont, maar van het ene geldpotje in de zorg naar het andere gaat, je ineens minder zorg krijgt? En als klap op de vuurpijl moet je voor die zorg ook nog een veel hogere eigen bijdrage betalen.

‘Het grootste probleem van de Wet langdurige zorg (Wlz), is dat er te weinig maatwerk mogelijk is’, vertelt een medewerker van een zorgkantoor in Nederland. Om erachter te komen waarom de zorg vanuit de wijkverpleging (Zorgverzekeringswet), de gemeente (Wmo) en het verpleeghuis thuis (Wlz) niet op elkaar aansluit, spreken wij met een medewerker van het zorgkantoor die alles van de wetgeving afweet. Dat gebeurt wel anoniem, want zorgkantoren werken zowel voor de zorgverzekeraars, als voor de rijksoverheid.

Zorgkantoor

Een zorgkantoor is een soort administratiekantoor onder de vlag van de grootste zorgverzekeraar in de regio. In Nederland zijn er 4 grote zorgverzekeraars (VGZ, CZ, Zilveren Kruis, Menzis) die het merendeel van de zorgkantoren beheren. De zorgkantoren bepalen hoeveel geld er beschikbaar is voor jouw zorg als je onder de Wet langdurige zorg (Wlz) valt. Die Wlz is er voor alle mensen die voor de rest van hun leven langdurige zorg nodig hebben. Meestal zijn dat ouderen, maar het kan ook gaan om gehandicapte kinderen.

Als je naar een verpleeghuis gaat, krijg je van het Centrum indicatiestelling zorg (Ciz) een Wlz-indicatie. Die indicatie houdt in dat je wordt ingedeeld in een zogenaamd ‘zorgzwaartepakket’. En dat pakket bepaalt hoeveel verpleging en ondersteuning je krijgt. Dat noemen ze zorgfuncties. Het zorgkantoor bepaalt samen met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hoeveel geld er voor die functies beschikbaar is.

Wachtlijst

Het kan zijn dat je lang op een wachtlijst komt te staan voor het verpleeghuis waar je het liefst naar toe wilt. Maar terwijl je op een plek wacht moet je thuis nog wel verzorgd worden. Het kan ook zijn dat je een Wlz-stempel krijgt, maar er voor kiest om de verpleeghuiszorg thuis te krijgen. Sinds meer mensen langer thuis moeten wonen, zijn er pakketten van zorg bedacht waarbij het verpleeghuis thuis de zorg komt leveren.

‘En bij die overgang van wijkverpleging naar de Wet langdurige zorg ontstaan soms schrijnende situaties’, erkent het zorgkantoor. Mensen kregen van de wijkverpleging en gemeente eerst heel veel hulp. Bijvoorbeeld 27 uur per week aan verpleging, dagbesteding en huishoudelijke hulp. Ze komen dan op de wachtlijst voor een verpleeghuis en gaan over naar de Wlz. Vanaf dat moment krijgen ze nog wel zorg en hulp thuis, maar bijvoorbeeld maar 21 uur. Voor mantelzorgers en zorgmedewerkers is het een hele kluif om dat goed op te lossen.

Maatwerk

Waarom kunnen zorgkantoren niet zeggen: ‘U had 27 uur zorg, wij vinden dat u dat nog steeds nodig heeft, we geven u 27 uur zorg’? Volgens het zorgkantoor ligt dat ingewikkeld; er zou weinig ruimte zijn voor maatwerk. ‘Uiteindelijk moeten wij ons houden aan wat er beschikbaar is aan budget voor mensen die onder de Wlz vallen. We kunnen heel soms wel een uitzondering maken als mensen écht meer zorg nodig hebben. Maar ook dat is heel erg met regels vastgelegd.’

Er wordt soms onnodig lang gewacht met het aanvragen van de WLZ, waardoor er een crisis ontstaat.

Door de ingewikkelde regelgeving komen veel zorgmedewerkers er niet meer uit. Ze zijn voorzichtig geworden met het aanvragen van een plek op de wachtlijst voor het verpleeghuis, omdat ze bang zijn dat mensen in de Wlz minder zorg gaan krijgen terwijl ze thuis moeten wachten. En dat uitstellen van een aanvraag is volgens de zorgkantoormedewerker geen goede ontwikkeling. ‘Als mensen te lang wachten met zo’n aanvraag en een opname in een verpleeghuis, dan blijven ze dus langer thuis. Hoe verder ze achteruit gaan terwijl ze nog steeds thuis zitten, hoe meer mensen in een crisissituatie uiteindelijk opgevangen moeten worden.’

Makers