Van een groot appartement op de bovenste verdieping, naar wat kleiner op de begane grond. Veel senioren zien zo’n ruil wel zitten. Maar ze stuiten op opmerkelijk verzet.
Het lijkt een paleis aan kamers. Editha Vennik (71) woont op zo’n 200 vierkante meter in hartje Groningen. Een grote woonkamer, een fijne bijkamer, slaapkamers, opslagkamers, balkons.
Maar ze gebruikt er bijna niets van.
“Zeker in de winter, dan zit ik daar”, zegt ze en wijst naar een kamer van 25 vierkante meter. Met een schuifdeur houdt ze de ruimte gesloten. “Ook alle andere kamers houd ik dicht om stookkosten te besparen. Als ik die allemaal moet verwarmen wordt het veel te duur.”
Plek zat, zonder dat je het wil
Editha is een van de hurende ouderen die wel haar huis wil ruilen. Graag zelfs. Ze kreeg haar sociale huurwoning eind jaren tachtig voor haar hele gezin. Maar de kinderen zijn de deur uit en na een scheiding hield ze het appartement voor haarzelf over.
Luxe, zou je denken. En inderdaad zou haar plek voor veel woningzoekenden een droom zijn. Een hele kamer puur voor als er een keer een logé is. Een terras om te tuinieren, andere kamers enkel voor hobby. En geen zorgen dat je te weinig plek in je huis hebt.
Maar ze moet wel met een trap naar de woning toe en dat baart haar zorgen. “Nu ben ik nog fit”, vertelt ze. “Maar wat als het niet meer gaat? Dan woon ik liever kleiner en zonder een trap. En dan kunnen andere mensen hier wonen.”
De oplossing lijkt dus simpel: ruilen. En dan het liefste naar het appartement dat op haar benedenverdieping leeg kwam te staan. Dat is kleiner maar het scheelt twee trappen en de huur zou ongeveer gelijk zijn. En dus klom Vennik in de pen.
Maar haar verhuurder vindt de woning beneden (pakweg 85 vierkante meter) te groot voor een eenpersoonshuishouden en zegt dat een interne ruil niet kan. Dat ze door te verhuizen veel meer vierkante meters zou achterlaten voor woningzoekenden, telt niet mee. “Ga maar via Woningnet op zoek naar een plek”, kreeg ze te horen. Maar die passende woning in haar buurt, die vindt ze niet.
Ruilen
Een voorbeeld van de starre houding die corporaties soms hebben, zegt Jeroen Koster. Hij begeleidt voor de Amsterdamse stichting Woon! vaker mensen die van woning willen wisselen.
Woningruilen kan soms ideaal zijn. Een oudere huurder – die slechter ter been wordt - gaat naar een kleiner huis. Die huurders in dat kleine huis gaan naar de vrijgekomen woning en hebben zo eindelijk de ruimte om bijvoorbeeld een gezin te starten.
Maar corporaties werken niet altijd mee. Soms wel, maar soms vindt een verhuurder het aantrekkelijker om een nieuwe huurder in het huis te zetten. Dan keren ze zich tegen een ruil, en stappen burgers uit pure nood maar naar een belangenbehartiger.
“De gekste dingen komen voorbij”, zegt Koster. Zo hield een corporatie een ruil tegen omdat huurders de zolder hadden meegeteld als woonplek en dat mocht niet. “Maar iedereen in die huizen deed dat al jaren, er waren daar hele kamers ingericht. Dat wisten ze ook, maar nu ineens was het een probleem.”
Stap naar de rechter
Toch: de wet zegt dat mensen wél mogen ruilen. Als twee mensen een zwaarwegend belang hebben, mag een verhuurder dat niet zomaar weigeren. En als een verhuurder dat toch doet, kun je naar de rechter. Dat moet je alleen ook maar willen, plus dat het maanden kan duren. Koster: “Dan loop je het risico dat je ruilpartner is afgehaakt.”
Ook Editha Vennik maakte dit mee. Naar de rechter is ze niet gestapt, maar wel haalde de tijd haar in. Toen ze wilde doorschuiven stond het appartement onder haar leeg. Maar inmiddels is het weer bewoond en daarmee is de kans op ruil verkleind.
Toch blijft ze zoeken, voor haarzelf en voor anderen. “Nu houd ik een woning voor een groot gezin bezet.”