Renske Doorenspleet schreef het boek ‘Apostelkind’, over haar jeugd bij de gesloten religieuze beweging het Apostolisch Genootschap. “Praten over religie en geloof wordt gezien als privé en ongemakkelijk, maar we moeten veel meer gaan luisteren naar wat er in deze gemeenschappen gebeurt.”
Bij het genootschap waaide tot 2001 een autoritair bewind voor volwassenen én kinderen. Volgens Doorenspleet is er in Nederland veel te weinig aandacht voor wat er zich afspeelt met kinderen in religieuze gemeenschappen.
Over het Apostolisch Genootschap was en is weinig bekend. Toch had het genootschap in zijn hoogtijdagen 30.000 leden in Nederland. Nederlanders die gewoon functioneerden in de maatschappij, maar tegelijkertijd leefden in een parallelle wereld waarin alles in het teken stond van overgave aan de gemeenschap en de Leidsman (de ‘Apostel’).
Inmiddels heeft Renske Doorenspleet (1973) een succesvolle wetenschappelijke carrière. Ze woont in Engeland en is politicoloog aan de universiteit van Warwick, was eerder als onderzoeker verbonden aan de Universiteit Leiden en Harvard, en schreef verschillende boeken over vrijheid en democratie. Maar Doorenspleet is ook een Apostelkind geweest. Het is een achtergrond die ze niet volledig kon loslaten. Ruim twintig jaar nadat ze het genootschap heeft verlaten besloot ze een onderzoek te starten naar het geloof waarin ze opgroeide.
God op aarde
Binnen het Apostolisch Genootschap volgden kinderen een intensief jeugdprogramma waarin hen werd geleerd ‘uitverkorenen’ te zijn. De ideologie van het genootschap is moeilijk uit te leggen. Het is van oorsprong een christelijk opwekkingsgenootschap, maar in de twintigste eeuw verandert de overtuiging in de Nederlandse tak van het gezelschap. Doorenspleet: “Vanaf 1946 was God niet meer ver in de hemel, maar zat hij in de mensen op aarde. Apostolischen hoefden niet meer te wachten op het hiernamaals, maar verbeterden de wereld in het ‘hiernumaals’. We werkten aan onszelf om méér mens te worden, en moesten het goddelijke verspreiden om de samenleving gezond te houden,” aldus Doorenspleet.
Hoe je je leven als God op aarde moet leven was niet aan jezelf. Tussen 1946 en 2001 hadden de volgelingen van het Apostolisch Genootschap een ‘maatstaf’ nodig, en dat was ‘de Apostel’. Hij was het levende voorbeeld voor de leden van het Genootschap. Kinderen werden voordat ze peuter werden ‘geëigend’ door de Apostel zelf. “Je was eigendom Gods”, aldus Doorenspleet, wat betekende: eigendom van de Apostel.
De apostelen spraken hun volgelingen toe via wekelijkse brieven die tijdens de diensten in de Gebouwen (het apostolische woord voor kerk) door heel Nederland werden voorgelezen. Kinderen gingen bijna dagelijks naar bijeenkomsten zoals koren en ‘kringen’ waar jeugdverzorgers met de kinderen in gesprek gingen over de apostolische ideologie. Elke week waren er andere ‘richtlijnen voor de jeugdzielsverzorging’, waarin kinderen leerden over de eigen apostolische identiteit en geschiedenis, normen en waarden, en aparte taal. Daarnaast moesten kinderen verplicht deelnemen aan toneelstukken waarin urenlang werd gedanst en gezongen, en waarin de apostolische leer werd uitgedragen. Voor veel leden stond er elke dag wel wat op het programma in het Gebouw.
Geen interesse
Toen Doorenspleet ging studeren in Leiden begon ze steeds meer te twijfelen en in 1998 besloot ze uit het genootschap te stappen. Inmiddels gaat het leven haar goed, maar toch heeft zo’n apostolische onderdompeling gevolgen gehad, ook voor haar. “Je leefde in een wazige wereld waar alles draaide om gevoelens. Maar je moest het wel zo voelen zoals de Leidsmannen het voelden, anders voelde je het verkeerd. Er was geen plek voor feiten, laat staan kritiek. Mijn eigen wil werd van me afgepakt, en ik kon als kind geen kant op. Je gaat het pas zien als je eruit bent, maar ik speelde jarenlang een rol in een groot spel. Zo’n ervaring moet je later een plek geven.”
“Voor mij persoonlijk blijft het fascinerend, en eerlijk gezegd ook verbijsterend, dat buitenstaanders nooit enige interesse hebben gehad in deze groep. Er werd nooit doorgevraagd over de dagelijkse praktijk. Maar het is lastig, want Apostelkinderen konden er niet goed over praten. Er waren ook leuke dingen, zoals de gemeenschapszin met warmte en lieve mensen. Je voelde je verbonden, aan je familie en de groep, dat wilde je niet verliezen. Het was beter geweest als buitenstaanders een maandje hadden meegelopen. Dan was er snel veel duidelijk geworden en had er wellicht kunnen worden bijgestuurd.”
Alomvattend
Volgens Doorenspleet is ze niet de enige die haar jeugd binnen het Apostolisch Genootschap als schadelijk heeft ervaren. “Ik heb veel goede herinneringen. Die bespreek ik ook in mijn boek. Maar het was te intensief, te alomvattend, te volgzaam, te totalitair, te ingrijpend voor de persoonlijke autonomie.”
Het Apostolisch Genootschap bestaat nog steeds. De groep is veel kleiner geworden en omschrijft zichzelf inmiddels als “een plaats voor religieus-humanistische zingeving”. “Er wordt door hen in het openbaar nooit gesproken over het verleden. De groep kan zich ongemoeid blijven aanpassen zonder rekenschap voor het verleden te geven. Ik vind dat erg pijnlijk”, aldus Doorenspleet.
Gesloten groepen
Doorenspleet ziet dat religieuze groepen in Nederland vrij zijn om hun gang te gaan, en daarin ook de vrijheid hebben om te ver te gaan. “Gesloten groepen worden heel erg beschermd. Terwijl ik me wel degelijk ongewild moest overgeven en werd blootgelegd aan structurele manipulatie van mijn eigen gedachtewereld. Waarom hield niemand daar toezicht op? Kinderen hebben geen keuze. Ik begrijp niet dat scholen een inspectie hebben, maar dat niemand toezicht houdt op de leerprogramma’s van kinderen binnen religieuze groepen.”
Ook media en politiek moeten volgens haar meer aandacht schenken aan kinderen in religieuze gemeenschappen. “Als erover bericht wordt gaat het bijna altijd over de excessen, zoals seksueel en financieel misbruik. Natuurlijk is dat verschrikkelijk en is het goed dat daar aandacht voor is, maar als je mensen kan misbruiken is het eigenlijk al te laat. Want door enkel te focussen op de excessen mis je het emotionele misbruik dat daaraan voorafgaat. Dat is minder concreet en daardoor moeilijker bespreekbaar, maar ook dat kan zware schade aanrichten, want het grijpt in op je identiteit, zonder respect voor je eigen wensen en gevoelens. Praten over religie en geloof wordt gezien als privé en ongemakkelijk, maar we moeten veel meer gaan luisteren naar wat er in deze gemeenschappen gebeurt.”