‘Ziekenhuizen willen hun vingers niet branden aan constructies die niet oorbaar zijn,' zegt Hans van Hooff, van Fiom, een Nederlandse stichting die gespecialiseerd is op ongewenste zwangerschap en vragen over afstamming. Hij reageert daarmee op ons onderzoek Kinderwens, over de wetgeving rondom draagmoederschap. ‘Maar als je meewerkt aan constructies op basis van niet-commercieel draagmoederschap, dus vanuit altruïstisch motief, zie ik geen juridische belemmeringen.’
Fiom maakt zich sterk voor het recht van kinderen om te weten waar ze vandaan komen, het recht op afstammingsinformatie. ‘Dit betreft informatie over gebruikte donoren én draagmoeders. Dit zijn factoren die bepalen wie je bent en waar je vandaan komt.’ Fiom is niet tegen draagmoederschap, maar het moet wel gebeuren wel onder bepaalde voorwaarden. ‘Het moet ten behoeve van het kind bekend zijn en geregistreerd worden wie de draagmoeder is. En de draagmoeder mag nooit onder druk gezet worden om het kind af te staan.’
IVF-draagmoederschap voor weinig mensen toegankelijk
Van Hooff stelt dat er in Nederland te weinig regie wordt genomen op het gebied van draagmoederschap en zou graag zien dat er in het belang van het kind én de draagmoeder meer handen en voeten aan gegeven wordt. ‘Het hoogtechnologisch draagmoederschap, of IVF-draagmoederschap is nu voor weinig mensen toegankelijk. Dit zou je moeten verbreden. De mensen die niet terecht kunnen, gaan op zoek naar andere mogelijkheden in het buitenland. Of daar zowel de belangen van het kind als die van de draagmoeder gerespecteerd worden, is maar de vraag. ’ Er ligt een advies van de beroepsgroep van gynaecologen om de criteria voor draagmoederschap te verruimen. In dit advies wordt de eis losgelaten dat beide geslachtscellen afkomstig zijn van de wensouders. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld ook homostellen voortaan in Nederland terecht. ‘Maar voor ziekenhuizen is het een dilemma; waar werken ze aan mee? Wat komt er op hen af? Het zou helpen als de wetgever meewerkt om draagmoederschap beter te reguleren. Dan krijg je een hele andere benadering van draagmoederschap in Nederland.’
Juridische toetsing zoals in Engeland
Een vernieuwd beleid rondom draagmoederschap zou volgens Van Hooff uit twee pijlers moeten bestaan. De eerste is voorlichting. ‘Licht mensen in over het waarom van het verbod op het gebruik van anonieme donoren in Nederland en het mogelijke misbruik van draagmoeders in het buitenland. Denk hieraan als je toch naar het buitenland gaat. De procedures daar zijn niet in het belang van het kind.’ Er zou in Nederland wat hem betreft een voorlichtingscentrum moeten worden opgericht waar mensen terecht kunnen met al hun vragen over de medische, juridische en sociaal-emotionele aspecten rondom draagmoederschap. De tweede pijler is toetsing van zowel wensouders als draagmoeders. ‘In Engeland is een juridische procedure in het leven geroepen voor de overdracht van het juridische ouderschap van draagmoeder naar wensouders. Maar voor dat gebeurt, worden de wensouders getoetst en wordt daarover aan de rechter gerapporteerd. Hetzelfde gebeurt met de draagmoeder. Op basis van beide rapportages kan de rechter dan de juridische overdracht uitspreken als hij die in het belang van het kind acht.’ Volgens Van Hooff is dit een model dat we hier ook zouden kunnen toepassen. ‘Het gebeurt nu bijvoorbeeld ook al bij buitenlandse adoptiekinderen, waar de Raad voor de Kinderbescherming een gezinsrapport maakt van de aspirant adoptieouders. Een andere instantie zou kunnen rapporteren over de draagmoeder.’
‘Overheid moet initiatief tonen’
Een bemiddelingsbureau, waar vraag en aanbod van draagmoeders bij elkaar gebracht wordt, is volgens Fiom dan een logische volgende stap. ‘Bij een organisatie die dit zonder winstoogmerk doet, en ervaring heeft met het adviseren van draagmoeders en wensouders. Fiom krijgt dit soort vragen nu ook. Alleen kunnen we er niks mee. Dat heeft te maken met capaciteit. De subsidies die Fiom krijgt van de overheid zijn geoormerkt waardoor er onvoldoende ruimte is om dit onderwerp goed op te pakken. Draagmoederschap heeft bij het ministerie van Volksgezondheid nu te weinig prioriteit.’ Volgens Van Hooff zou het helpen als de wetgever meer initiatief zou nemen om draagmoederschap in Nederland te reguleren. ‘Dan is het kader voor alle betrokkenen, waaronder de klinieken, helder. En dat kan helpen om eventueel ‘koud watervrees’ weg te nemen.’ Ook bij Fiom was er hoop toen het rapport Herijking Ouderschap 2 jaar geleden werd aangeboden aan Ard van der Steur, de toenmalige minister van justitie. ‘De suggesties die in het rapport staan zijn helder. En in de praktijk is er volgens ons niet heel veel voor nodig om dit op te pakken. Maar mijn indruk is dat er nu niet heel veel mee gebeurt.’ Volgens Van Hooff is het in Nederland momenteel – met twee christelijke partijen in de regering - moeilijk om stappen te zetten op het gebied van dit soort medisch-ethische dilemma’s.
Internationale richtlijn in de maak
Ondertussen werkt Fiom ook mee aan een internationale richtlijn. Iets dat haast nóg moeilijker lijkt, gezien de tegenstellingen in verschillende landen. ‘Zo is draagmoederschap in Spanje en Frankrijk verboden terwijl het in een aantal andere landen, onder voorwaarden, wel mogelijk is.’ De bedoeling is dat er medio volgend jaar een universele verklaring ligt over draagmoederschap. Met als uitgangspunt het Verdrag van de Rechten van het Kind. Het document is juridisch niet bindend, maar geeft richting aan organisaties, beleidsmakers en klinieken. Vanwege de controverse rondom het onderwerp wereldwijd wordt de verklaring volgens Van Hooff zodanig ruim geformuleerd dat zoveel mogelijk landen zich erin kunnen vinden. ‘Dat maakt het in de praktijk meteen heel lastig om scherp te kunnen toetsen.’ Toch moeten we het belang van een dergelijke verklaring volgens hem ook weer niet onderschatten. ‘Er is nu internationaal helemaal niks. Dit is tenminste íets waarmee je instanties of regeringen op de vingers kunt tikken, en eventuele misstanden publiekelijk kunt maken.’