Een kleinzoon van het Joods echtpaar Serphos-Menko, wier woning in de Tweede Wereldoorlog werd geroofd en doorverkocht, heeft een schadeclaim van ruim 3 ton ingediend bij de gemeente Groningen. Volgens deze kleinzoon, Hubert van Blankenstein, wijst alles erop dat de toenmalige burgemeester Jan Tuin zijn zinnen had gezet op het statige pand waarna de gemeente het – tegen een te lage prijs – kocht als ambtswoning.
Hubert van Blankenstein vraagt een bedrag van 328.600 euro "als vergoeding voor de ellende die het gevoerde huisvestingsbeleid van de gemeente aan de familie Van Blankenstein heeft berokkend". Medeondertekenaar van de brief is Ronny Naftaniel van het Centraal Joods Overleg. In de Tweede Wereldoorlog werd ook het huis van zijn grootouders geroofd en vervolgens doorverkocht. Pointer doet al langer onderzoek naar de ruim 7.000 transacties van de Joodse woningroof die staan beschreven in de zogeheten Verkaufsbücher.
De grootouders van Van Blankenstein, Hugo en Henriette Serphos-Menko, waren sinds 1934 woonachtig aan de Kamplaan 8 in Groningen. Daar kwam abrupt een einde aan, toen de statige woning in 1941 op last van de Duitse bezetter, werd gevorderd. In 1944 werd het geroofde pand doorverkocht aan NSB’er Fokke Beenker, een oorlogskoper die profiteerde van de 'gunstige' huizenprijs. Na de oorlog werd de woning van hem teruggevorderd en in beheer gesteld van het Nederlands Beheerinstituut (NBI). De enige van het gezin die de oorlog overleefde was dochter Jeanette Serphos, sinds 1942 gehuwd met Tobias van Blankenstein. Hubert van Blankenstein is hun zoon. De gemeente Groningen heeft zijn ouders belet om na de oorlog hun intrek te nemen in de woning. Daarover gaat de schadeclaim.
Van Blankenstein deed in de afgelopen periode onderzoek naar de naoorlogse afwikkeling van de woning van zijn grootouders. Daarvoor deed hij onderzoek in verschillende archieven en schreef hij een uitgebreide reconstructie. In zijn reconstructie hamert hij op het feit dat het zijn familie nooit is gelukt om na de oorlog het huis weer te bewonen. "Ongewoon aan dit verhaal is, dat ook na de oorlog er alles aan is gedaan om het huis aan Kamplaan 8 NOOIT maar dan ook NOOIT terug te laten gaan naar de rechtmatige eigenaars. Het huis werd kennelijk, in navolging van de Duitse bezetter, zowel in als na de oorlog door Nederlandse beambten en bestuurders van de gemeente Groningen gezien als een ideale ambtswoning voor overheidsfunctionarissen". Daarmee doelt Van Blankenstein op de manier waarop de in 1951 aangetreden burgemeester Jan Tuin de woning aan de Kamplaan 8 kon betrekken.
In 1946 verhuurde het Nederlandse Beheerinstituut (NBI) de woning aan Gerard Comello. Het NBI was na de Tweede Wereldoorlog belast met het beheren en eventueel afnemen van vermogens. Hoewel de erfgenamen de woning na de oorlog probeerden terug te krijgen, vertrok de dan hurende Comello niet uit de woning. Hij maakte gebruik van de regels van huurbescherming. Ook nadat de woning in 1951 via het rechtsherstel weer werd teruggegeven aan de familie, bleef Comello het huis bewonen.
Totdat, volgens Van Blankenstein, de toenmalige burgemeester zijn oog op het huis liet vallen: "Het lijkt erop dat Tuin zijn zinnen op die woning zette en die dolgraag als voor hem en zijn gezin geschikte burgemeesterswoning wilde hebben. Uit alles blijkt, dat Tuins persoonlijke inmenging in dit onderwerp groot was en in ieder geval kreeg hij Comello (degene die de woning tussen 1946 en 1952 huurde, red.) zover, dat deze bereid was de woning te verlaten". Uiteindelijk voelde de familie zich gedwongen het pand aan de gemeente te verkopen, schrijft Van Blankenstein: "Nu de kans om de woning ooit zelf te betrekken definitief vervloog, was het ook de enige oplossing".
Gronings onderzoek
De gemeente Groningen deed vorig jaar onderzoek naar hoe de gemeente is omgegaan met het Joods vastgoed en het naoorlogse rechtsherstel. Het rapport 'Lege plekken', werd op 24 november 2021 naar de gemeenteraad gestuurd. In het rapport wordt een kleine alinea gewijd aan de woning aan de Kamplaan 8: "Met het rechtsherstel kwam meestal een einde aan het beheer van het NBI en kon de herstelde eigenaar over het pand beschikken. Soms golden daarbij beperkingen als gevolg van een lopende huurovereenkomst en regels van woningtoewijzing. Dit ervoeren de nabestaanden van de familie Serphos-Menko met het huis aan Kamplaan 8."
Ook staat er in het rapport dat de woning inderdaad werd bewoond door burgemeester Jan Tuin: "Vertegenwoordigers van de familie Serphos-Menko en de oorlogskoper troffen in 1949 een minnelijke regeling, maar het pand bleef tot zomer 1951 verhuurd door het NBI, die in juni van dat jaar het beheer beëindigde. Een jaar later werd het huis verhuurd aan Jan Tuin, de net benoemde burgemeester van de stad. Vervolgens kocht de gemeente het pand om te gebruiken als nieuwe ambtswoning."
Maar met die lezing is Hubert van Blankenstein het niet eens. Volgens hem waren zijn ouders geenszins bij het beheer of de minnelijke regeling betrokken. "De onderzoekers doen alsof er een jaar voorbij is gegaan tussen het moment van de huurbeëindiging aan Comello en de verhuur aan de burgemeester. De bewonerskaart (een kaart waarop te zien is wie er op welk adres heeft gewoond, red.) van de gemeente zelf leert anders. Toen Tuin er in juni 1952 introk, was Comello er nog niet uit en van een huurcontract was met geen van beiden ook maar iets te vinden", aldus Van Blankenstein.
In oktober 2021 werd Van Blankenstein door een van de onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen, de universiteit die het onderzoek uitvoerde voor de gemeente Groningen, benaderd om meer informatie te geven over Kamplaan 8. Dat valt te lezen in een mailwisseling, ingezien door Pointer. Van die informatie is weinig terug te vinden in het Groningse rapport.
Nadat het Groningse rapport werd gepubliceerd, klom Van Blankenstein nog eens in de pen om zijn reconstructie voor te leggen aan de gemeente met daarbij de vraag of het alsnog een plekje kon krijgen in het onderzoeksrapport. Plaatsing van de briefwisseling op de website, zoals hem is voorgesteld, vindt hij onvoldoende: "Dan gaat het verder verloren. De waarheid moet komen te staan in de definitieve versie van het Lege Plekken-rapport." Nu dient Van Blankenstein een schadeclaim in. "Ik doe dit om mijn ouders in ere te houden. Zij zijn destijds ernstig benadeeld en ontmoetten geen begrip of empathie van de gemeente Groningen".
De gemeente laat in een reactie weten dat naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de Rijksuniversiteit Groningen een aantal reacties is binnengekomen van nabestaanden met aanvullende vragen en nieuwe informatie. "In dat kader hebben we al een aantal malen contact gehad met de heer Van Blankenstein. Deze contacten tonen aan dat dit onderwerp ruim 75 jaar na de Tweede Wereldoorlog zeker ook voor nabestaanden relevant en ook beladen is. Dat maakt ook dat we als gemeente Groningen nogmaals contact zoeken met de onafhankelijke onderzoekers over dit specifieke adres en daar zorgvuldig naar gaan kijken. Op basis daarvan zullen we met een reactie komen, uiteraard in eerste instantie naar direct betrokkenen. Dat betekent dat we op dit moment in de media inhoudelijk niet kunnen reageren", laat de woordvoerder van de gemeente weten.