Hij was misschien wel het meest bekend van zijn rol als melkboer op de SRV-wagen uit de filmkomedie Flodder: acteur Dick Scheffer. Hij heeft gespeeld in bijna alle grote naoorlogse Nederlandse speelfilms. Van Soldaat van Oranje tot de Lift en Turks Fruit. Maar wat velen niet weten, was dat zijn echte naam Isaäc Komkommer was. Zoon van Joodse ouders met een kleine kruidenierswinkel op het Amsterdamse Rapenburg, beiden afgevoerd en vermoord in het Duitse vernietigingskamp Sobibor.

De 12-jarige Isaäc, Iesje zoals hij door zijn ouders werd genoemd, zat in de oorlog ondergedoken. Maar na de oorlog was er niets over van zijn kindertijd, zijn familie kwam nooit terug, de winkel van zijn ouders was onteigend en geconfisqueerd. “Het moet afschuwelijk voor hem zijn geweest maar bij ons thuis werd over de oorlog gezwegen”, vertelt zijn zoon Joël Komkommer. Zijn ouders ontmoetten elkaar na de oorlog op het Amsterdamse Leidseplein. Zijn moeder, Henny Leefsma, overleefde het vernietigingskamp Auschwitz. Ook zij was de enige overlevende van haar familie. “Mijn moeder zei altijd: ‘De echte horror begon pas toen ik terugkwam in Amsterdam’.”

Afkoop van onrecht

“Hoewel de oorlog werd doodgezwegen bij ons thuis was er één ruzie die ik me als kind nog levendig kan herinneren. Het ging over de winkel en de bezittingen van mijn vermoorde grootouders.” Het was een hoogoplopende ruzie tussen zijn vader en moeder, over de hoogte van de compensatie voor de geconfisqueerde en verdwenen eigendommen. “Mijn moeder was het er niet mee eens, zij was woest.” Maar zijn vader wilde het achter zich laten, er niets meer over horen, de oorlog vergeten. ”Mijn vader heeft zich met weerzin laten afkopen. Hij is er lange tijd ziek van geweest. Hij kon het nauwelijks verkroppen en vond dat de instanties destijds een zeer kwalijke rol hebben gespeeld bij de afkoop van dit onrecht. Maar hoe het precies is gegaan weet ik niet.”

Geroofd vastgoed

In de Tweede Wereldoorlog zijn in Nederland ruim 7000 woningen en bedrijfspanden van Joodse eigenaren onteigend. Ze werden vaak voor een schijntje doorverkocht aan louche ondernemers en vastgoedhandelaren. Voor een nieuw onderzoek zijn we op zoek naar de verhalen van nabestaanden. Zijn zij ooit gecompenseerd voor het geroofde vastgoed van hun familie? Wil jij je verhaal met ons delen? Dat kan hier.

De Verkaufsbücher

In 1942 worden de eerste Joodse burgers op transport gezet richting werk- en vernietigingskampen, veel anderen duiken onder. Hierdoor komen huizen leeg te staan. Alle Joodse inwoners hebben al eerder hun woning en ander vastgoed moeten aanmelden bij de Niederlandische Grundstücksverwaltung (NGV), de beheerder van Joods oorlogsvastgoed. Na het gedwongen vertrek van de Joodse bewoners onteigent het NVG deze woningen, om het daarna door te verkopen. Met de opbrengst werden onder andere de werkkampen waar de Joden naar werden gedeporteerd gefinancierd.

In Nederland gebeurt dit dus ruim 7000 keer. Dat is te zien in het administratief boekwerk hiervan: de Verkaufsbücher. Sinds juli vorig jaar is deze vastgoedadministratie gedigitaliseerd door het Nationaal Archief en het Kadaster. En voor iedereen nu dus doorzoekbaar.

Help mee met het onderzoek!

Het datajournalistiek platform Pointer doet in samenwerking met het Nationaal Archief onderzoek naar de verhalen hierachter. Ze spreken met families van nabestaanden, doen archiefonderzoek en reconstrueerden de verhalen van toen. Ze komen erachter dat makelaars en notarissen meewerkten aan schimmige administraties en vertellen de verhalen van woningen die zijn onteigend. Bekijk hier het onderzoek van Pointer en help mee.

Geen compensatie

Inmiddels blijkt uit onderzoek dat vier op de vijf Nederlandse gemeenten vrijwel niets weten over de onteigening van Joods vastgoed in hun gemeente. In sommige gemeenten moesten de Joodse inwoners zelfs een forse belastingschuld terugbetalen over de duur dat ze geen toegang hadden tot hun bezit en in een kamp of op een onderduikadres zaten. Zo werd inwoners van Amsterdam erfpacht in rekening gebracht voor de periode dat ze weg waren. Het is niet duidelijk of de terugkeerders in elke gemeente naheffingen kregen bij thuiskomst. In Amsterdam en Den Haag zijn deze bewoners inmiddels gecompenseerd, in Rotterdam en Utrecht wordt hier onderzoek naar gedaan.

Onbeantwoorde vragen

“Het probleem is dat mijn ouders nooit iets hebben losgelaten", gaat Joël Komkommer verder. "Ik weet er eigenlijk gewoon té weinig van. Mijn vader is veel te vroeg overleden. Hij was 52 jaar toen hij stierf op de filmset. De oorlog heeft diepe wonden in onze familie geslagen. Het blijft knagen hoe instanties gehandeld hebben. Mijn ouders waren er kapot van hoe ze behandeld werden na de oorlog. Er zijn nog veel vragen die nooit beantwoord zijn; door wie is de winkel geconfisqueerd, hoe hebben ze mijn vader afgekocht en welke rol had de gemeente of andere instanties hierin?”

“Mijn moeder zei altijd: de echte horror begon pas toen ik terugkwam in Amsterdam”

Makers