De gewichtsafname bij patiënten met overgewicht is beperkt na een leefstijlinterventie. Ook heeft een behandeling van een diëtist voor die doelgroep weinig effect: driekwart van de patiënten met overgewicht behaalt daar niet de aanbevolen gewichtsafname van 5 procent of meer. Dat concludeert Lisa Verberne in haar proefschrift.
De helft van de volwassen Nederlanders heeft overgewicht. Sinds 1 januari 2019 vergoeden zorgverzekeraars de zogenaamde ‘gecombineerde leefstijlinterventie’, ook wel de GLI. Huisartsen kunnen patiënten met een gezondheidsrisico doorverwijzen naar aanbieders van deze leefstijlinterventies, zoals leefstijlcoaches, diëtisten en fysiotherapeuten. Een GLI is gericht op het verminderen van overgewicht en het bevorderen van een gezondere leefstijl.
Gegevens uit elektronische patiëntendossiers
Maar de GLI is niet het kip met het gouden ei voor mensen die te dik zijn, zo concludeert Lisa Verberne. Ze onderzocht de gezondheid en de behandeling van mensen met overgewicht en obesitas in huisartsen- en diëtistenpraktijken. Het onderzoek werd uitgevoerd met gegevens van het Nivel. Dit onderzoeksinstituut verzamelt de geanonimiseerde, niet-herleidbare gegevens uit de elektronische medische dossiers van patiënten van honderden zorgverleners verspreid over heel Nederland.
Verberne legt uit: ‘Wat we zien is dat mensen die aan de leefstijlinterventie beginnen, vaak al extreem overgewicht hebben. En ze zijn relatief oud: 55 jaar gemiddeld. Na 1 jaar begeleiding vallen ze gemiddeld maar 1 BMI-punt af (BMI is Body Mass Index, red. Voorbeeld: Iemand van 1 meter 75 die 100 kilo weegt, moet 3 kilo afvallen voor 1 BMI-punt minder).’ Hoe komt dit? Verberne: ‘Mensen gaan pas naar de huisarts als ze klachten hebben, zoals diabetes of een hoge bloeddruk. Mensen tussen de 30 en 40 jaar oud die overgewicht hebben, maar nog geen ziektes hebben als gevolg daarvan, worden dus minder gezien door de huisarts. En als ze er wel zijn, vraagt de huisarts vaak niet direct naar het gewicht van de patiënt. Daar zou meer aandacht voor moeten komen.’
Ook bij de diëtist wordt niet veel winst behaald
Naast de GLI blijkt ook de diëtist niet voor veel winst te zorgen: driekwart van de patiënten met overgewicht behaalt daar niet de aanbevolen gewichtsafname van 5% of meer van hun startgewicht aan het eind van de behandeling. Verberne: ‘De diëtist lijkt niet zo populair te zijn. Veel patiënten stoppen vroegtijdig met de behandeling.’ Ook speelt volgens haar geld een belangrijke rol. ‘De diëtist wordt niet altijd vergoed, vanuit de basisverzekering maar voor 3 uur. Voor mensen uit de lagere sociaaleconomische klasse is deze zorg erg duur.’
Niet geregistreerd
Verberne constateerde in haar promotie ook dat de BMI vaak niet wordt geregistreerd in elektronische patiëntendossiers van huisartsenpraktijken. Zelfs bij patiënten met chronische aandoeningen als suikerziekte en de longziekte COPD wordt het gewicht niet altijd genoteerd. Waarom is dat? Verberne denkt dat huisartsen te druk zijn. ‘In Engeland zijn ze hier ook mee bezig en daar krijgen huisartsen een financiële vergoeding als ze een register aanleveren bij de zorgverzekeraar waarin staat van hoeveel patiënten de BMI gedocumenteerd is. De huisarts is de eerste contactpersoon voor mensen met gezondheidsklachten. Huisartsen hebben hiermee gezondheidsinformatie van heel Nederland in handen. Zij kunnen de gezondheid van Nederland dus goed monitoren. Zo’n systeem zoals in Engeland zou hier ook goed kunnen werken.’