‘Het meest verbaas ik me over de slechte rechtspositie van ouders: ze kunnen geen kant op als het misgaat met hun kinderen op school.’ Onderwijsjurist Fleur Terpstra staat ouders bij waarvan de kinderen vastlopen in het reguliere onderwijs. Daaronder zijn ook veel hoogbegaafden. ‘Ik denk dat de rechtspositie, zeker als je het bijvoorbeeld vergelijkt met het arbeidsrecht, erg slecht is. Je kunt als ouders niks afdwingen bij een school. Er is een geschillencommissie waar je je beklag kunt doen, maar de uitspraak is niet bindend.'
We interviewen haar voor ons onderzoek Onderwijs.
Terpstra ziet dat er in het afgelopen jaar veel ouders van hoogbegaafde kinderen zich bij haar en haar collega-juristen melden. Die kinderen dreigen vast te lopen op school of komen zelfs thuis te zitten. Zij staat de gezinnen vervolgens bij in de juridische strijd tussen hen en de school.
Hoe kan het dat zij vastlopen? ‘Allereerst is er niet veel kennis bij leerkrachten. Er wordt gedacht dat het alleen gaat om kinderen die goed kunnen leren en hoge cijfers halen. Hoogbegaafde kinderen vallen vaak juist niet op vanwege hun resultaten, omdat het onderwijs niet past bij hun leerbehoeften. En als ouders ze laten testen, dan wordt dat vaak niet erkend door school omdat er een verkeerd beeld is van hoogbegaafdheid. Als het wel erkend wordt, dan moet er vervolgens de wil zijn bij scholen om er wat mee te doen. In onze praktijk zien we vaak dat dat niet gebeurt.’
Te kritisch?
Zijn sommige ouders niet soms te kritisch of nooit tevreden? Terpstra: ‘Dat wordt vaak gezegd ja, dat ouders te kritisch zouden zijn op scholen. Of dat er een claimcultuur is. Ik denk zelf dat het onderwijs achterloopt. Als ouder ben je verplicht om te zorgen dat het goed gaat met je kind, dus je verlangt wat van een school. Er zijn natuurlijk enkele uitzonderingen, maar het overgrote deel bestaat uit heel redelijke ouders die willen dat hun kind onderwijs krijgt dat past bij de leerbehoeften van het kind en niet thuis zit. Naar mijn mening verwacht je dan niet te veel.’
De laatste jaren zijn er wel veel initiatieven bijgekomen voor hoogbegaafde kinderen, zoals plusklassen en scholen met een hoogbegaafdheidsprofiel. Is dat niet voldoende voor hoogbegaafde kinderen? Voor een deel van de groep werkt dat, zegt Terpstra. Maar er zijn volgens haar ook scholen die inhoudelijk niet zijn ingesteld op hoogbegaafde kinderen en nog helemaal niet weten wat ze ermee moeten. ‘Het vraagt toch veel maatwerk, je moet dus per kind kijken wat je gaat aanbieden en dat gebeurt niet.’
Terpstra staat als jurist onder meer een gezin uit Friesland bij, waarbij twee hoogbegaafde zonen inmiddels thuis zitten omdat zij vastliepen op school.
Terpstra: ‘Ik denk dat we op jaarbasis veertig van dit soort zaken behandelen. Een deel daarvan zijn kinderen die op scholen voor voltijds hoogbegaafdenonderwijs zitten en toch vastlopen. Dat heeft ermee te maken dat de inhoud toch niet past bij kinderen. Er wordt denk ik teveel gekeken naar kinderen die enkel goed presteren. Maar de kinderen die juist onderpresteren of nooit hebben geleerd om te leren hebben een andere onderwijsaanpak nodig en daarvoor is tijd en maatwerk nodig.’
Geen poot om op te staan
Terpstra maakt zich het meeste zorgen over de rechtspositie van de ouders. ‘Die hebben de verplichting om het welbevinden van hun kind te bewaken en moeten dus veel zelf regelen. Dat maakt dat de school soms achterover gaat leunen.’
Daarbij komt dat ouders weinig mogelijkheden hebben om iets af te dwingen binnen het onderwijsrecht. ‘Ik denk dat de rechtspositie van ouders en leerlingen in het onderwijs, zeker als je het bijvoorbeeld vergelijkt met het arbeidsrecht, erg slecht is. Je kunt als ouders niks afdwingen bij een school. Er is een geschillencommissie waar je je beklag kunt doen, maar de uitspraak is niet bindend.’