‘Het gaat niet om maar een paar kinderen. Het gaat om 36.000 kinderen, die hoogbegaafd zijn en op basisscholen in Nederland zitten. En die kinderen zitten in de knel.’ Aan het woord is Willy de Heer. Uit haar promotieonderzoek blijkt dat hoogbegaafde kinderen niet het basisonderwijs kunnen krijgen dat ze nodig hebben. Het ontbreekt leraren aan de daarvoor benodigde kennis.

We interviewen haar voor ons onderzoek Onderwijs.

De Heer was zelf ook leerkracht. ‘Waar ik tegenaan liep toen ik de pabo (lerarenopleiding basisonderwijs, red.) deed, was dat daar daar weinig werd verteld over hoogbegaafdheid. Ik heb toen extra scholing gedaan. Toen ik aan de slag ging als leraar merkte ik dat er op de school waar ik werkte geen behoefte was aan mijn expertise. Dat vond ik apart.’ Het inspireerde haar om te onderzoeken of basisscholen genoeg kennis hebben over onderwijs aan hoogbegaafde kinderen. Dat resulteerde in een promotieonderzoek aan de Universiteit Leiden. Conclusie: de kennis ontbreekt.

Op pabo’s geen aandacht

De Heer: ‘Er is heel veel wetenschappelijke kennis over hoogbegaafde leerlingen maar die kennis wordt niet gebruikt en is niet bekend bij leerkrachten. In de hele onderwijsketen – van beleidsmakers tot leerkrachten – is nauwelijks zicht op die kennis.’ Hierdoor krijgen hoogbegaafde kinderen niet overal en altijd passend onderwijs.

Hoe komt het dat leraren die kennis nauwelijks hebben? De Heer: ‘Die kennis wordt niet overgedragen op de pabo’s in Nederland. De docenten beschikken er ook niet over. Dat komt omdat er best wel een kloof is tussen de kennis op pabo’s en in de wetenschap.’

Onderwijsbeleid pabo’s

De Heer heeft in haar promotieonderzoek dan ook het onderwijsbeleid van de pabo’s onderzocht. De Heer: ‘Pabo-studenten blijken tijdens hun opleiding praktisch niets te leren over hoogbegaafde kinderen. Ook in de nascholingen en masters komt het onderwerp niet of nauwelijks aan bod. Pabo’s beschouwen dit onderwerp als een niche. Studenten moeten deze kennis maar in het werkveld opdoen.’

Hogescholen zijn ook niet van plan om die kennisoverdracht in de komende jaren op te nemen, zo concludeert De Heer. ‘Pabo’s zeggen dat hun curriculum toch al overladen is.’ En volgens de bekwaamheidseisen en de accreditatie-eisen van de pabo-opleiding zijn zij ook niet verplicht om aandacht te besteden aan hoogbegaafdheid.

Basisscholen zijn volgens de Wet Passend Onderwijs verplicht hun onderwijs aan te passen aan hoogbegaafde kinderen, maar die verplichtingen zijn dus niet opgenomen in de eisen aan de pabo-opleiding en leerkrachten.

Uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs uit 2016 blijkt dat de helft van de afgestudeerden van de pabo aangeeft te weinig te hebben geleerd hoe het individuele lesprogramma aan te passen voor leerlingen met een achterstand (43%) of een voorsprong (53%).

Bekwaamheidseisen

Wat moet er veranderen en kan de overheid daar een rol in spelen? Volgens De Heer zit het hem in het Besluit Bekwaamheidseisen Onderwijspersoneel. Dat is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die door de minister van Onderwijs wordt opgesteld.

De Heer: ‘Bij de in het Besluit genoemde vereiste pedagogische bekwaamheden van de leraar kan de minister opnemen dat de leraar kennis dient te hebben van het leerproces en onderwijsbehoeften van kinderen met een afwijkend intelligentieniveau en wel specifiek van hoogbegaafde kinderen.’

Om als pabo geaccrediteerd te kunnen worden, moet de opleiding studenten scholen in de Bekwaamheidseisen. Accreditatie is een voorwaarde voor de bekostiging van de opleiding door de overheid en voor het recht van de opleiding om erkende diploma’s af te geven.

‘Dus als in het Besluit Bekwaamheidseisen is opgenomen dat de leraar kennis moet hebben van hoogbegaafdheid en van de onderwijsbehoeften van deze kinderen zijn pabo’s verplicht hun studenten hierin te scholen en de al werkzame leerkrachten hierin bij of na te scholen,’ aldus De Heer. De minister kan het Besluit wijzigen na advies van de Raad van State.

Vijftien miljoen euro

In het regeerakkoord wordt vijftien miljoen euro gereserveerd voor onderwijs aan leerlingen met hoogbegaafdheid. Een woordvoerder van het ministerie van Onderwijs laat weten dat ze bezig zijn met de uitwerking hoe ze dat bedrag beschikbaar gaan maken. Dan moet de Tweede Kamer nog akkoord gaan. De verwachting is dat het op 1 januari 2019 beschikbaar komt. Scholen mogen zelf met plannen komen hoe het geld te besteden.

Als het aan De Heer ligt moet het geld niet worden besteed aan ‘mooie initiatieven en projecten voor hoogbegaafden’, maar moet het probleem bij de bron worden aangepakt: het kennistekort bij leraren. Zij pleit dan ook voor een wetenschappelijk kenniscentrum voor hoogbegaafde kinderen. ‘Dat is tenminste een duurzame oplossing. Doel hiervan is de uitwisseling van wetenschappelijke kennis, en die verspreiden onder leerkrachten, schooldirecteuren, pabo’s en andere betrokkenen. Bij de overheid en in de samenleving.’

Op consultatiebureau al herkennen

Als er meer kennis over hoogbegaafdheid komt in de samenleving wordt het eerder herkend, zo denkt De Heer. ‘Het zou het mooiste zijn als je je bewust bent van het feit dat het kind voorloopt. Op consultatiebureaus kun je dat vaak al zien. Lichamelijk. In het reactievermogen. Hoe kinderen kijken.’

De Heer: ‘Het probleem is dat deze kinderen als normaal intelligente kinderen worden benaderd, waardoor ze in de problemen komen omdat ze hun ei niet kwijt kunnen. Als leerkrachten weten hoe ze met deze kinderen moeten omgaan dan kunnen ze deze kinderen heel goed helpen.’

Makers