‘Onbedoelde’ fraudeschulden – bijvoorbeeld ontstaan door de strenge regels in de  bijstand- maken het werk van schuldhulpverleners moeilijk en soms zelfs onmogelijk. Dat blijkt uit onderzoek van het televisieprogramma De Monitor (KRO-NCRV) in samenwerking met de NVVK, de branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren. “Schuldhulpverleners worstelen met dit soort schulden, want het is natuurlijk heel zuur dat soms door een klein foutje een schuldregeling moet worden stopgezet”, zegt NVVK-voorzitter Marco Florijn.

Harde cijfers over hoe vaak schuldregelingen (dit is een traject om mensen naar een schuldenvrije toekomst te begeleiden) niet worden opgestart of worden stopgezet vanwege een fraudeschuld zijn er niet. Maar de ervaringen van de ruim tachtig ondervraagde schuldhulpverleners laten zien dat dit soort schulden in de dagelijkse praktijk regelmatig voor hoofdbrekens zorgen.

Fraudeschulden kunnen bijvoorbeeld ontstaan door een verdenking van bijstandsfraude, ook als die fraude niet willens en wetens is gepleegd. Ruim 80 procent van de ondervraagde schuldhulpverleners heeft in het afgelopen jaar te maken gehad met cliënten die werden beticht van ‘onbedoelde’ bijstandsfraude. 84 procent vindt daarom ook dat ‘onbedoelde’ bijstandsfraude minder hard bestraft zou moeten worden en 93 procent is van mening dat er eerst moet zijn aangetoond dat er sprake is van opzet of grove schuld voordat een schuldregeling kan worden stopgezet.

Inlichtingenplicht

Wanneer bijstandsgerechtigden een uitkering krijgen zijn zij verplicht om zich te houden aan de zogenoemde inlichtingenplicht. Alles wat van belang kan zijn voor het recht op bijstand moet worden doorgegeven aan de uitkeringsinstantie: een en/of rekening met je hoogbejaarde moeder, een op marktplaats verkochte harde schijf of die vriendendienst waar je misschien ook wel geld voor had kunnen vragen. Doe je dat niet en komt de gemeente erachter, dan kan je beticht worden van fraude en kan je hele uitkering worden teruggevorderd.

Omdat fraude niet mag lonen, mag volgens de wet een hierdoor ontstane ‘fraudeschuld’ een tijd lang niet worden kwijtgescholden. En dat is wel de insteek van een schuldregeling. In zo’n traject moeten mensen met schulden onder strikte voorwaarden leven en aflossen. Na drie jaar wordt het resterende bedrag kwijtgescholden, ook wel finale kwijting genoemd, en kan de cliënt met een schone lei verder.

Klein foutje, grote gevolgen

Volgens Florijn, die zelf ook jarenlang wethouder was op dit beleidsterrein, gaat het in het overgrote deel van de fraudezaken echter niet om opzettelijke fraude, maar om vergissingen of foutjes. En die kleine misstappen hebben nu te grote consequenties voor mensen met schulden, zo stelt hij vast. “Dit soort schulden leveren eigenlijk altijd problemen op horen wij van onze achterban. Gemeenten gaan er bovendien heel verschillend mee om. Bij de ene gemeente gaan schuldhulpverlener en bijstandsconsulent met elkaar in gesprek en lossen het onderling op. Bij de ander wordt er veel strikter beleid gevoerd. Maar de wet is eigenlijk heel duidelijk: fraude is stoppen.”

Mantelzorg zorgt voor stopzetten schuldregeling

Opmerkelijk noemt Florijn het verhaal van een vrouw die maandelijks naar haar moeder gaat om mantelzorg te verlenen. “Haar moeder stort op een gegeven moment de reiskosten op haar rekening en dat komt aan het licht bij een onderzoek door de gemeente. Die zien dat als niet opgegeven inkomsten en ze wordt bestempeld als fraudeur.” Als gevolg daarvan moet de vrouw ook stoppen met haar schuldregelingstraject. Florijn: “En dat is natuurlijk niet hoe we dat in Nederland met elkaar moeten doen. Dit is ‘onbedoelde’ fraude, gewoon een foutje en daar moet je wat mij betreft gewoon over praten en het dan herstellen. En daarna ga je gewoon weer met frisse moed en een complimentje voor die mantelzorger verder.”

Wetswijziging

Staatssecretaris van Sociale Zaken Bas van ’t Wout ziet ook in dat ‘onbedoelde’ fraudeschulden voor problemen zorgen bij het verkrijgen van een schuldenvrije toekomst. Op dit moment ligt er een wetsvoorstel in de Eerste Kamer waarin wordt geregeld dat uitvoeringsorganisaties (zoals gemeenten en UWV) de mogelijkheid krijgen om mee te werken aan een schuldregeling tegen finale kwijting als de vordering niet is ontstaan wegens opzet of grove schuld. Florijn: “En wat mij betreft gaan die regels ook gelden voor het stopzetten van schuldregelingen, alleen bij willens en wetens frauderen stoppen we. En anders gaan we gewoon door.”

Bovendien hoopt Florijn dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt. “Zo’n wetswijziging gaat vaak nog wel een tijdje duren. En daarom pleit ik ervoor dat er alvast afspraken gemaakt worden tussen de staatssecretaris en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Dan kunnen we nu al handelen in de geest van de toekomstige wijziging.”