Dit weekend schreven we in ons dossier Spoedzorg de ervaringen op van enkele Haagse ambulanceverpleegkundigen. Zij maken zich zorgen maken over de toenemende druk op het ambulancevervoer in en rond de hofstad. Door slecht functionerende triagesystemen en afname van het aantal spoedeisende hulpafdelingen in ziekenhuizen zijn zij naar eigen zeggen steeds langer onderweg naar patiënten, ook als iedere seconde telt. Klopt het alarmerende beeld dat zij schetsen en zo ja, wat wordt hier aan gedaan? Over die vragen willen we ons deze week buigen.

In de mail zien we zowel bijval als enkele kritisch kanttekeningen. Een medewerker die betrokken is bij de spoedzorg in de regio zegt zich niet in het beeld te herkennen. Aanrijtijden van meer dan twintig minuten bij spoedeisende meldingen, de zogenoemde A1-ritten, komen volgens deze tipgever vrijwel niet voor. De maximaal toegestane responstijd bij zo’n melding is vijftien minuten. Overschrijdingen van die norm zijn er, maar die bedragen volgens hem meestal maar een minuut tot maximaal drie minuten, wat geen ernstige gezondheidsschade met zich mee zou brengen. Bovendien, zo benadrukt de medewerker, aanrijtijden en overschrijdingen worden geregistreerd en gedeeld.

Normoverschrijdingen

We pakken het rapport Normoverschrijdingen Ambulancezorg erbij, waarin de Nederlandse Zorg Autoriteit (NZA) eerder dit jaar in kaart bracht in welke regio’s ambulances veelvuldig te laat zijn. Haaglanden is inderdaad één van de weinige regio’s die goed scoort. 95% van de A1-meldingen valt binnen de gestelde norm van vijftien minuten. Voor de iets minder spoedeisende ritten (A2) is dat 94,52%. Prima dus, maar volgens andere ambulancemedewerkers die ons benaderen is enige nuance wat betreft dit soort cijfers op zijn plaats. Zo scoort Utrecht met 95,6% keurig boven de norm, maar uitgesplitst naar de dorpen/steden binnen het verzorgingsgebied halen 17 van de 26 gebieden de norm niet.

Het Regionaal Ambulancevervoer Utrecht splitst deze cijfers uit in haar eigen jaarverslagen. Als we de jaarverslagen van het RAV Haaglanden er op naslaan vinden we zo’n verdeling naar gebied niet. Waarom is onduidelijk. Wel zien we dat het totaal aantal ritten sterk is toegenomen, met name de spoedeisende ritten. De A1-ritten stegen van 2014 op 2015 met ruim 11% en de A2-ritten met bijna 14%. Volgens het ambulancepersoneel dat we voor ons vorige stuk spreken, is dit deels te wijten aan de triagesystemen, ook wel ‘uitvraagsystemen’ genoemd.

‘Overtriage’

Hierover krijgen we opmerkelijk veel tips van (oud)-centralisten. Ook zij hekelen de systemen, gericht op het ‘uitvragen’ van leken die zich melden met een zorgvraag. Zo wordt bepaald hoe ernstig een melding is en of een ambulance met gierende sirenes moet uitrukken. Dat gebeurt vaker dan nodig, tot grote ergernis van ambulancepersoneel. Een ambulancechauffeur uit Groningen: ‘Ambulancemedewerkers in Nederland zijn de beste van Europa, maar door het nieuwe meldkamersysteem rij naar je naar (alle) meldingen toe, met alle risico’s van dien. Hierdoor komen levensbedreigende ritten te laat aan bod.’

‘Overtriage’, wordt het door centralisten en ambulancepersoneel genoemd. ‘Die systemen vragen suggestief uit,’ zo schrijft een medewerker uit de regio Haaglanden. ‘Een standaardvraag is: ziet de patiënt bleek? Zet tien mensen naast elkaar en iedereen geeft een ander antwoord. Mensen willen hulp, dus zeggen al snel ja, bovendien heeft iemand die niet lekker is al snel een mindere kleur. Alleen met een bleke patiënt schiet de triage in de stress, want dan kan er een circulatieprobleem zijn.’

ProQa

Vooral het ProQa-systeem krijgt er van langs. Dit van origine Amerikaanse systeem is in 2011 in gebruikt genomen en draait inmiddels op de helft van de Nederlandse meldkamers voor ambulancezorg. Een centralist wijst erop dat door het personeel al heel vaak geklaagd is over de neiging van het systeem om meldingen te urgent in te schalen, maar dat er desondanks weinig lijkt te veranderen. In eerdere Kamervragen over een mogelijk verband tussen de toename van spoedmeldingen en het in werking treden van het ProQa-systeem moest verantwoordelijk minister Schippers het antwoord schuldig blijven. De systemen waren volgens Schippers op dat moment te kort in gebruik om al conclusies te trekken. De centralist: ‘Richt u vooral op het ProQa-systeem, er gaat een beerput open. De frustratie binnen de ambulancezorg over dit systeem is enorm.’