‘Zo moesten laatst collega’s voor een reanimatie naar het Westland. Die hebben er dertig minuten over gedaan om daar te komen als eerste wagen, weet je wat dat doet met de overlevingskansen van die persoon? Die zijn vrijwel nihil…’ Even valt er een pauze in het gesprek. Aan de andere kant van de lijn hangt een boze en gefrustreerde ambulancemedewerker. Gefrustreerd, omdat hij de laatste jaren steeds moeilijker zijn vak kan uitoefenen: levens redden. Boos, omdat hij het gevoel heeft dat er weinig gebeurt met de signalen die medewerkers hierover intern hebben uitgesproken. ‘Je ziet dat er echt kwetsbare gebieden ontstaan in de regio rond Den Haag. Neem Pijnacker, hier zijn ze vaak niet binnen 15 minuten ter plaatse met spoedeisende ritten. Het duurt dus langer dan dat het mag. Maar die cijfers zie je niet terug in de jaarverslagen over ambulancezorg. Daarin staan alleen cijfers voor de regio als geheel, maar die zijn geflatteerd door de ritten binnen de stad Den Haag.’

Vorige week interviewden we de directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, die zijn zorgen uitsprak over het verdwijnen van acute zorg uit de gemeentes rond Rotterdam en de gevolgen hiervan voor de ambulancezorg. Dat stuk raakt een gevoelige snaar onder spoedeisende hulp verpleegkundigen en ambulancemedewerkers, die zich via de mail melden. Opvallend: alle reacties tot nu toe gaan over de spoedzorg in de regio Haaglanden.

‘Dan komt onze hulp te laat’

De ambulancemedewerkers willen niet met naam genoemd worden. Van hun werkgever mogen ze namelijk niet met de pers praten, op straffe van ontslag. Maar ze vinden het onderwerp belangrijk om onder de aandacht te brengen, getuige de gedetailleerde e-mails waarin ze beschrijven hoe bezuinigingen op afdelingen Spoedeisende Hulp (SEH) de ambulancezorg onder druk zet.

Een veteraan in het vak: ‘Toen ik begon waren er in de regio Den haag 8 ziekenhuizen en SEH’s. Door fusies zijn er nog 5 van over, 2 daarvan met een beperkt aanbod spoedeisende hulp. Eigenlijk kun je nog maar bij drie ziekenhuizen terecht, die allemaal hun eigen specialisatie hebben. Daardoor krijg je steeds meer ritten en ze worden ook steeds langer. Opnamestops, zoals die in Amsterdam veel voorkomen kennen we niet, maar het gebeurt wel steeds vaker dat we met vijf ambulances in de rij staan bij het Westeinde om patiënten af te leveren, omdat de wachttijden al te sterk zijn opgelopen.’

Zijn collega’s vullen hem aan. Volgens één ambulanceverpleegkundige komt het steeds vaker voor dat geen wagens beschikbaar zijn, terwijl er inmiddels meldingen van mogelijk levensbedreigende situatie in de wachtrij staan. ‘Wij krijgen dan de oproep van de meldkamer: “Maak je zo snel mogelijk vrij voor een A1 in de wacht!”. Daar gaan kostbare minuten overheen.’

De maximale aanrijtijd bij zo’n A1-melding is 15 minuten, maar ook volgens deze medewerker komen aanrijtijden van 22, 25 of 30 minuten voor zo’n spoedrit regelmatig voor. ‘Als je op straat ligt na een ongeluk is het pijnlijk en ongemakkelijk om zo lang te moeten wachten, maar als je met een hartstilstand op de vloer ligt, zijn je kansen op overleving vergeven. Dan komt onze hulp simpelweg te laat.’

‘Pingpongbal’

Door de toegenomen drukte zijn vooral de gemeentes rondom Den Haag volgens hen vaak verstoken van adequate ambulancezorg. Het komt volgens de ambulanceverpleegkundigen zeer regelmatig voor dat in gemeentes als Pijnacker, Westland of Zoetermeer ’s nachts geen wagens in de buurt rijden. De oorzaak? Die zijn op dat moment nodig in Den Haag om patiënten tussen de verschillende ziekenhuizen heen en weer te rijden. Zorgverzekeraars willen namelijk dat ziekenhuizen zich steeds meer specialiseren, omdat dit volgens hen de kwaliteit verbetert en het ook makkelijker is om zorg te contracteren. Taken die ze weinig uitvoeren moeten ziekenhuizen zoveel mogelijk afstoten, wat weer gevolgen heeft voor de functie als algemeen ziekenhuis voor een bepaald verzorgingsgebied. Per 2017 gaat om die reden de SEH van het Antoniushove in Leidschendam dicht . Het ziekenhuis heeft als specialisatie oncologie en is volgens het bestuur van Medisch Centrum Haaglanden (MCH) steeds minder goed ingericht op algemene acute zorg. Het MCH ziet ambulances daarom liever doorrijden naar de overige locaties, het Westeinde of het Bronovo, die ook ieder hun eigen specialisatie hebben.

De ambulancemedewerkers hekelen deze trend. Patiënten moeten niet alleen steeds verder weg voor spoedzorg, het leidt volgens hen ook tot onnodig bezette ambulances. Die zijn nodig omdat patiënten binnen een opnameperiode steeds vaker moeten worden verplaatst voor onderzoeken, behandelingen en ligplekken.

‘Het is net een pingpongbal. Stel iemand woont in Leidschendam en komt altijd op de poli in het Antoniushove. Die meneer wordt op maandag plots ziek en zijn huisarts stuurt hem per ambulance naar de SEH van het Westeinde. Na onderzoek wordt hij daar weer door de ambulance opgehaald voor opname in het Antoniushove. Op dinsdag wordt hij na een paar uur slaap weer teruggebracht naar het Westeinde voor een kleine geplande ingreep om vervolgens ’s middags weer teruggebracht te worden naar het Antoniushove. Later die week wordt hij zieker en moet hij worden overgeplaatst naar de intensive care-afdeling van het Bronovo. Vier dagen later keert hij opgeknapt weer terug naar het Antoniushove en zo kan iemand in twee weken 8 keer verplaatst zijn tussen die drie locaties.’

Een andere collega. ‘Ik vind het menselijk gezien een drama. Je ziet de drukte enorm toenemen, oudere patiënten die ’s nachts uren liggen te wachten om weer verplaatst te worden.’

Een derde ambulancemedewerker: ‘Er zijn gewoon momenten dat er zoveel wagens in Den Haag rijden, dat de buitengebieden onbemand zijn. Als bewoner zou ik me daar zorgen om maken.’

'Onzinritten'

Daar komt volgens hem nog bij dat de geautomatiseerde triage - systemen waarmee wordt bepaald hoe urgent een melding is - niet goed functioneren. Centralisten werken in korte tijd een standaard vragenlijst door, die volgens hem onvoldoende zicht geeft op hoe ernstig de melding is. Ambulances moeten hierdoor te vaak uitrukken voor ‘onzinritten’. ‘Er wordt geroepen dat de stijging in het aantal ritten door de vergrijzing komt, maar die stijging is er pas sinds deze systemen draaien. Voor alles wordt tegenwoordig een ambulance gebeld en voor alles wordt ook een wagen gestuurd, terwijl het vaak huisartsenzorg is. Een centralist heeft maar 1 tot 2 minuten om de melding in te schatten, dat is veel te kort. In Engeland zijn ze om die reden gestopt met deze systemen en dat scheelde duizenden ritten per jaar.’

Ook dit punt komt veelvuldig terug in de reacties van zijn collega’s. In Den Haag werken ambulances met het Nederlands Triage Systeem (NTS), sommige andere regio’s in de buurt met het ProQA-systeem, zoals de regio Hollands-Midden. Omdat Haagse ambulances in geval van drukte ook hier moeten uitrukken zijn de wagens uitgerust met beide systemen. Volgens de medewerkers functioneren zowel NTS als ProQa niet goed, maar vooral de laatste zou vaak een te ernstig beeld van een melding geven. ‘Iemand valt van een stoel en het systeem zegt: gevallen van een hoogte. Je denkt dus meteen aan een flatgebouw, maar dat is negen van de tien keer niet zo. Of: hevig vloedverlies, gevaarlijk lichaamsdeel, terwijl het om een kleine snee gaat. Het systeem maakt nauwelijks onderscheid in urgentie, waardoor wij te vaak voor niets uitrukken. Met alle gevolgen van dien voor meldingen die er echt toe doen.’

We hebben inmiddels een reactie gevraagd aan het bestuur van het Medisch Centrum Haaglanden. Of de signalen van ambulancemedewerkers bekend zijn bij het Regionaal Ambulancevervoer Haaglanden zullen we de komende week uitzoeken.

UPDATE 4 augustus 2016

De Regionale Ambulancevoorziening (RAV) Haaglanden liet in een schriftelijke reactie weten de signalen te herkennen. Momenteel onderzoekt de RAV wat mogelijke oorzaken zijn voor het sterk toegenomen aantal spoedritten, en ook de opgelopen aanrijtijden worden nader geanalyseerd. In 2015 steeg het aantal spoedeisende ritten met 10,66%. Ook kwamen steeds meer zgn. A1-ritten (zeer spoedeisend) later aan dan het wettelijke bepaalde maximum van vijftien minuten. Om te achterhalen waar dit door komt, stelde de RAV een klankbordgroep samen, met daarin meldkamercentralisten en ambulancemedewerkers. ‘De signalen die blijken uit de publicatie van De Monitor komen in grote lijnen dan ook overeen met de bevindingen van de RAV.’

Voor de hele reactie van de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) Haaglanden, klik hier.