Voor ons onderzoek Zorg aan huis kijken we ook naar de staat van de verpleeghuiszorg. En daarbij komen we een paar opmerkelijke feiten tegen. We hebben ze voor je op een rij gezet.

1. Je kunt de zorg van het verpleeghuis ook thuis krijgen

Het klinkt vreemd, maar je kunt verpleeghuiszorg ook krijgen terwijl je nog wel thuis woont. Dat houdt in dat het verpleeghuis waar jij staat ingeschreven, bij jou thuis de maaltijden komt brengen, de verpleging regelt en al dan niet via een onderaannemer het huishouden regelt. Dit is zo geregeld zodat je wel onder de Wet langdurige zorg (Wlz) valt, vanuit waar de verpleeghuiszorg wordt betaald, maar toch thuis kan blijven wonen met intensieve begeleiding. Sinds de invoering van de Wet langdurige zorg in 2015 maken tienduizenden ouderen gebruik van deze mogelijkheid.

2. Voor een verblijf in het verpleeghuis moet je flink de portemonnee trekken

Hoeveel je precies moet gaan betalen als je in een verpleeghuis komt is nogal een complexe vraag. Het hangt er onder andere van af of je nog een partner hebt, en of die nog thuis woont. Als je een thuiswonende partner hebt, dan betaal je het zogenaamde ‘lage tarief’. Als je geen partner hebt, of je valt allebei onder de verpleeghuiszorg, dan betaal je na 6 maanden het ‘hoge tarief’. Dat komt omdat als je nog een thuiswonende partner hebt, of zelf thuis woont, de overheid ervanuit gaat dat je huur of hypotheek moet betalen. Als jij niet meer thuis woont en je partner ook niet, dan heb je die kosten niet en val je dus onder het hogere tarief.

De bedragen die je moet betalen kunnen ver uiteen lopen. In sommige gevallen betaal je maar 23,- euro per maand. Maar als je geen partner en veel spaargeld hebt, kan het ook zomaar zijn dat je 2300,- euro per maand moet overmaken aan het verpleeghuis. Het exacte bedrag hangt af van je inkomen, je spaargeld en je beleggingen.

Uitgelicht

Bewoner van woonzorgcentrum De Rietvinck in Amsterdam. / ANP

Deze mensen krijgen ineens minder zorg en niemand snapt waarom

3. De wachttijden voor verpleeghuizen rijzen de pan uit

Ongeveer 110.000 ouderen verbleven in 2016 in een verpleeghuis. Dat is maar 6% van alle ouderen. Veruit de meeste ouderen krijgen wijkverpleging, of hebben nog geen ondersteuning nodig. Maar het aantal verpleeg- en verzorgingshuizen neemt gestaag af. Dat heeft een ingrijpend gevolg: langere wachttijden voor een bed. In ons onderzoek naar Zorg aan huis komen we veel verhalen tegen van mensen die een jaar tot anderhalf moeten wachten op een plek in de instelling waar zij het liefst naar toe willen. Wil je niet zolang wachten, dan kun je ook de wachtlijst komen voor mensen zonder voorkeur. Dat heeft wel één groot nadeel: je kunt zomaar vanuit Limburg in Overijssel terecht komen, of vanuit Zuid-Holland in Friesland.

4. De verpleeghuizen hebben de 2,1 miljard extra die ze krijgen, helemaal niet nodig

Oké, natuurlijk kunnen ze wel extra geld gebruiken. Zo moet er heel veel geld geïnvesteerd worden in het opleiden en aantrekken van dat nieuwe personeel. Maar onder andere dankzij de campagne van Hugo Borst is het idee ontstaan dat ouderen in de verpleeghuizen onder erbarmelijke omstandigheden moeten leven. Die verpleeghuizen krijgen er daarom uiteindelijk structureel 2,1 miljard per jaar bij. Uit recent onderzoek blijkt echter dat de meeste bewoners van verpleeghuizen tevreden zijn over de kwaliteit van zorg.

De 6% van de ouderen die in een verpleeghuis verblijven, zijn maar een klein deel van het totaal aan mensen dat zorg krijgt. De wijkverpleging komt wekelijks bij ruim 270.000 mensen thuis en kent ook een personeelstekort, maar krijgt er nagenoeg geen geld bij. Vandaar dat veel experts in ons onderzoek naar de Zorg aan h uis zeggen dat het extra geld ook naar de wijkverpleging en ouderenzorg in het algemeen zou moeten gaan.

Makers