Het aantal situaties waarin de politie geweld mag gebruiken, wordt mogelijk uitgebreid. Een nieuw wetsvoorstel en een aangepaste Ambtsinstructie worden dit jaar nog door de Tweede Kamer besproken. Maar wat staat er nou precies in die voorgenomen wetten en richtlijnen?
Politiegeweld wordt op dit moment nog niet eenduidig en helder geregistreerd. Daarom is de politie sinds eind 2013 bezig om het proces om geweld van een agent tegen een burger te melden, registreren en beoordelen landelijk recht te trekken.
Op dit moment kan een incident met een politiehond in Almelo zeer uitvoerig worden vastgelegd, maar kan datzelfde incident in Rotterdam niet eens in de registratie terechtkomen. Als burger is er nog onvoldoende controle op het handelen van agenten in dergelijke situaties. En de politie kan zelf niet de geweldstoepassing van haar eigen agenten goed monitoren. Zonder goede data kun je nauwelijks verantwoording afleggen over je gedrag.
Naast alle regels om geweld door agenten beter te registreren, zijn ook een wetsvoorstel en een aangepaste geweldsinstructie - die officieel de Ambtsinstructie heet - opgesteld. Wij leggen kort uit wat dit betekent.
Proportioneel en subsidiair
Allereerst is het handig om twee termen te kennen die regelmatig terugkeren rondom dit onderwerp: subsidiair en proportioneel geweld. Wat betekent dat?
-
Proportioneel geweld betekent dat je geweld inzet op een manier die bij die situatie past. Een agent mag een scheldende foutparkeerder niet direct met een vuurwapen neerschieten.
-
Subsidiair geweld betekent dat je het lichtste geweldsmiddel inzet om je taak te volbrengen. Om bij de scheldende foutparkeerder te blijven: je kunt de situatie in dit geval afdoen door te praten. Als die persoon dreigt met fysiek geweld, dan heeft de agent wellicht een knuppel nodig om de persoon op afstand te houden. Als het nog verder escaleert, kan hij overgaan op zwaardere middelen.
Dit zijn twee belangrijke uitgangspunten als je het over geweld door agenten hebt. Agenten zijn de enige personen met een wettelijke uitzonderingspositie om geweld te mogen gebruiken. Die uitzonderingspositie noemen we ook wel het geweldsmonopolie, en die staat omschreven in artikel 7 van de Politiewet 2012.
Maar zodra je geweld gebruikt, dan moet je dat erg goed omschrijven. Wanneer gaat een agent dan eigenlijk te ver? Dat staat omschreven in de Ambtsinstructie. Deze Ambtsinstructie is herschreven om nieuwe geweldsmiddelen - met stroomstootwapens als het meest prominente voorbeeld - op te nemen. Ook staat nu omschreven hoe je een politiehond mag inzetten: een geweldsmiddel dat veel wordt toegepast, maar waar in de wet nog geen regels voor staan vastgelegd.
Omdat de Ambtsinstructie nu nog in de conceptfase is, mogen allerlei organisaties kritiek leveren op de nieuwe richtlijnen. Vier clubs en 1 persoon, waaronder het College voor de Rechten van de Mens, Amnesty International en de Nederlandse Orde van Advocaten, hebben inmiddels kritische kanttekeningen geplaatst.
Een inventarisatie van de kritiek
-
Het stroomstootwapen is een ingrijpend geweldsmiddel, maar wordt in de nieuwe Ambtsinstructie op hetzelfde niveau behandeld als pepperspray. Er is te weinig onderscheid tussen deze twee geweldsmiddelen.
-
Daarnaast wordt niet omschreven of je een stroomstootwapen mag inzetten op kwetsbare groepen (zwangere of oudere personen, of mensen met zichtbare ademhalingsklachten). Zeker in de zogeheten drive-stun modus (direct op het lichaam, met enorme pijn tot gevolg) kan dit ongewenste gevolgen hebben.
-
Het gebruik van geweldstechnieken staan ook niet duidelijk omschreven. De nekklem is een sprekend voorbeeld door de dood van Mitch Henriquez ( hij overleed in 2015, mogelijk als gevolg van zijn arrestatie waarbij geweld is gebruikt door agenten, red.), maar denk ook aan het inrijden van een agent met een dienstauto op een inbreker. Welke grenzen worden daar aan gesteld?
-
Verschillende organisaties constateren dat er meer geweldsmiddelen bij komen, maar het aantal trainingsuren nu al ernstig tekortschiet. Hoe kun je agenten met nog meer geweldsmiddelen aan de riem (handboeien, wapenstok, pepperspray, stroomstoot- en vuurwapen) op straat sturen, terwijl het niet duidelijk is wanneer je elk middel mag inzetten?
-
Het is onduidelijk wat er met bepaalde omschrijvingen wordt bedoeld. Een agent mag bijvoorbeeld een vuurwapen trekken als een persoon een ‘bedreiging voor de samenleving’ is. Wat daarmee wordt bedoeld, blijft onduidelijk.
-
De termen ‘proportioneel’ en ‘subsidiair’ worden niet in de Ambtsinstructie genoemd, terwijl dat wel de kern van de geweldsmonopolie omschrijft.
Agent kan minder snel voor doodslag worden veroordeeld
Zodra je als agent niet volgens de Ambtsinstructie handelt, kun je voor de rechter komen. Momenteel ben je als agent automatisch getuige - en later wellicht verdachte - in een strafrechtelijke procedure. Maar als het aan dit wetsvoorstel ligt, dan gaat dat veranderen. Een agent die disproportioneel en niet-subsidiair geweld heeft gebruikt, krijgt dan een uitzonderingspositie. Hij kan vervolgd worden voor overtreding van de Ambtsinstructie, maar niet maar voor delicten als mishandeling of doodslag.
De grote kritiek daarop is dat agenten al een uitzonderingspositie hebben. Bij een vonnis neemt een rechter altijd het geweldsmonopolie van de agent mee in zijn beoordeling. Waarom is deze dan wetswijziging nodig, vraagt onder meer Amnesty International zich af?
Twee jaar geleden (toen de discussie over het wetsvoorstel al gaande was) kwam politieonderzoeker Jaap Timmer met een voorstel: een eigen tuchtrechtelijk systeem bij de politie. Het gedrag van agenten wordt dan beoordeeld door een commissie. Dat heeft als voordeel dat een agent en de organisatie beter kan leren van zijn fouten. Enorme uitwassen komen uiteraard alsnog voor de rechter.