‘Hier zit sperma in van Hugo en Joost, twee blaarkopstieren,’ zegt Sipke-Joost Hiemstra, directeur van het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland in Wageningen. We staan in een lab dat volstaat met vaten die gevuld zijn met genetisch materiaal van alle landbouwhuisdierrassen die we in Nederland hebben. In deze zogenoemde genenbank vind je sperma van paarden, kippen, maar ook van koeien dat is opgeslagen in vaten gevuld met stikstof. Waarom zijn we hier?

Voor ons onderzoek Boer en Beleid richten we ons op de zeldzame koeien die bedreigd worden door de nieuwe Meststoffenwet die sinds 1 januari 2018 van kracht is. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) berekent op basis van het aantal koeien dat een boer op 2 juli 2015 had hoeveel fosfaatrechten die boer krijgt. Heeft een boer meer koeien dan hij had op 2 juli 2015 dan moeten er koeien weg of de boer moet een geldbedrag per koe betalen. Hij koopt dan een fosfaatrecht. Als een boer dat niet doet krijgt hij een boete. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt in dit nieuwe systeem geen uitzondering tussen een met uitsterven bedreigd rundveeras zoals de Lakenvelder en bijvoorbeeld een Holstein-Friesian koe waar er ruim 1,2 miljoen van zijn.

Voor eeuwig bewaren en gebruiken

Terwijl Hiemstra het vat, met daarin genetisch materiaal van alle Nederlandse rundveerassen opent, treedt er een rookontwikkeling op. Het sperma ligt opgeslagen in kleurrijke rietjes die liggen in stikstof. De temperatuur in het vat is -195 graden. ‘Met deze genenbank proberen we de diversiteit aan rassen veilig te stellen,’ zegt Hiemstra. ‘In de jaren 60-70 is de genenbank begonnen met het opslaan van sperma van dieren. Dus het oudste sperma in het vat is ongeveer 40 tot 50 jaar oud. Het sperma van de twee Blaarkoppen Hugo en Joost is zo oud. ‘Doordat het sperma is opgeslagen in vloeibaar stikstof kun je het voor eeuwig bewaren en gebruiken.’

Tekst gaat door onder de afbeelding

De genenbank

Extra bedreiging

Voor een gezonde populatie koeien heb je minimaal 6000 dieren nodig en daar is geen sprake van bij zeldzame rassen. Van de Fries Roodbonte koe zijn er momenteel nog 485 dieren. Om het fokprogramma van deze zeldzame rassen te ondersteunen is de genenbank nodig. ‘Hoe kleiner het ras is qua aantallen, hoe meer het nodig is dat je ook een brede genetische basis hebt om inteelt te voorkomen. Wij hebben daarom iets van 80 stieren in de genenbank zitten die door de jaren heen zijn opgeslagen en die vandaag de dag gebruikt worden om het fokprogramma te versterken.’

De kans is groot dat deze populatie nog kleiner wordt door dure fosfaatrechten en sommige zeldzame rassen dreigen zelfs te verdwijnen. ‘Deze rassen hebben het al jarenlang niet gemakkelijk. Er zijn allerlei bedreigingen en de fosfaatregelgeving is nog een extra bedreiging. Je hebt voldoende veehouders en fokkers nodig om de rassen in stand te houden en voor voldoende aantallen. Nu wordt het wel heel lastig om deze rassen nog in de benen te houden.’

Daarnaast speelt ook een economisch belang mee. Een Holstein-Friesian koe, waarvan er 1,2 miljoen in Nederland zijn, levert veel meer melk dan een zeldzaam rundveeras en is daarom economisch gezien interessanter. ‘De trend is dat steeds meer boeren overschakelen naar deze hoogproductieve dieren.’

‘Genenbank is een verzekering voor de toekomst’

Waarom moeten we dan deze rassen behouden in de wei, terwijl ze ook opgeslagen liggen in de genenbank? ‘De genenbank is een verzekering van de toekomst, net zoals een brandverzekering. Je zegt toch ook niet ‘laat het huis maar afbranden, want we hebben nog wel een verzekering?’ De genenbank is echt voor noodgevallen.’

In de genenbank vinden we alleen sperma van stieren en geen eicellen. Maar wat nou als de zeldzame rassen echt uitsterven? ‘Het invriezen van eicellen is technisch nog te lastig, daarom hebben we alleen sperma. Mochten de zeldzame rassen uitsterven, dan hebben we een probleem, want dan verlies je de raszuivere zeldzame rassen door gebrek aan eicellen.

Een andere mogelijkheid om het volledige genenpakket te bewaren is door het invriezen van embryo’s. Momenteel heeft de genenbank een klein aantal embryo’s ingevroren, ook een enkele van de zeldzame rundveerassen. ‘Hier hangt een hoog prijskaartje aan en daarnaast is het volop in ontwikkeling. Het belangrijkste blijft dat de koeien gewoon terug te vinden zijn in de wei.’

Hiemstra wijst erop dat deze zeldzame rassen andere eigenschappen hebben dan de Holstein-Friesian die van belang zijn. ‘Deze koeien zijn minder kwetsbaar voor veranderingen in de omgeving dan de Holstein-Friesian koe. Het is van belang dat we deze genetische diversiteit in stand houden. Zeker in de ontwikkeling die we nu doormaken van integratie van landbouw en natuur (natuurinclusieve landbouw) zijn deze rassen meer geschikt. Deze koeien hebben weinig nodig en kunnen prima leven met een sobere bedrijfsvoering.’

Ook zijn de Nederlandse oude rassen geschikter voor de vleesproductie dan de Holstein-Friesian koeien. ‘Stel dat we alle Nederlandse rassen zouden vervangen door de Holstein-Friesian, dan zouden we meer vlees moeten importeren bij een gelijkblijvende consumptie en dat is vanuit milieuoogpunt heel inefficiënt.’ Dat heeft ermee te maken dat de Holstein-Friesian zo gefokt is om veel melk te leveren en hierdoor zit er nog weinig vlees aan.

Wat doet de overheid?

Terwijl Hiemstra het vat met het sperma van de Gronings Blaarkop-stieren Joost en Hugo weer sluit, vragen wij ons af of de overheid voldoende doet om deze rassen in stand te houden. ‘De Nederlandse overheid neemt het behoud van genetische diversiteit heel serieus. De genenbank, waar de overheid subsidie aan geeft, is daar een voorbeeld van.’ Maar Hiemstra vindt dat de overheid ook wel wat ondersteuning mag geven aan de boeren die de zeldzame rassen in stand willen houden. ‘Er is een Europese mogelijkheid voor subsidie. Heel veel landen maken daar gebruik van, die geven boeren een bedrag per koe om het ras beter in stand te houden. Nederland maakt daar geen gebruik van.’

Een genenbank is dus volgens hem niet genoeg om de zeldzame rassen in stand te houden. ‘Deze rassen hebben echt een functie en die moeten we ook serieus nemen. We moeten geen monocultuur creëren. Deze rassen horen bij Nederland. Dus ik denk dat het heel erg de moeite waard is om de rassen te behouden. Het zijn niet alleen de koeien van het verleden, maar ook koeien van de toekomst.’

Mogelijke oplossing

Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft gezegd dat er in de Meststoffenwet geen uitzondering kan worden gemaakt, maar dat zij wel werkt aan een oplossing voor de zeldzame runderrassen.