Als je in Nederland een beroepsziekte hebt en je wilt je schade verhalen, dan kan zo’n zaak wel 10 jaar duren, of zelfs langer. Patrica Delva van het Federaal Agentschap Beroepsrisico’s (Fedris) in Brussel valt bijna van haar stoel als ze dit hoort. We spreken haar voor ons onderzoek Ziek door mijn werk. In België worden zaken binnen gemiddeld 9 maanden afgehandeld. Ben je inderdaad ziek geworden door je werk dan krijg je een uitkering.
Wie in Nederland denkt ziek te zijn geworden door zijn werk, heeft vaak een lange weg te gaan als hij zijn werkgever aansprakelijk wil stellen voor zijn gezondheidsklachten. Zaken van 5, 10 of zelfs 15 jaar zijn geen uitzondering. Een voorbeeld van een langlopende zaak is die van Albert Schuurman, die na 19 jaar procederen nog geen uitsluitsel heeft:
In België daarentegen is het in een paar maanden geregeld. Een belangrijk verschil is dat je in Nederland je schade vergoed kunt krijgen door je werkgever aansprakelijk te stellen. Wat volgt is een proces waarbij jij als werknemer moet bewijzen dat je daadwerkelijk op je werkplek ziek bent geworden: de gezondheidsklachten moeten zijn veroorzaakt ‘in de uitoefening van de werkzaamheden’. Dit proces kan lang duren. Dat heeft verschillende redenen, maar een belangrijke is: het aantonen van het causale verband tussen ziekte en werkplek. Het is aan de werknemers om te bewijzen dat er daadwerkelijk een causaal verband met het werk is. De werkgever zal al snel zeggen: jij kan ook in je privésfeer ziek zijn geworden.
In België werkt het anders: er is een agentschap opgericht voor mensen die een beroepsziekte hebben en daar kun je je melden als je denkt dat je ziek bent geworden door je werk. Het Belgische systeem werkt met een lijst. Opname in de lijst heeft bewijsrechtelijke consequenties: het causaal verband van een ziekte van een werknemer in de betreffende sector wordt dan vermoed of geacht aanwezig te zijn. Dit scheelt een hoop tijd: waar je in Nederland lange tijd bezig bent om het causale verband tussen jouw ziekte en jouw werk hard te bewijzen, hoeft dit in België niet.
Van lijst tot uitkering
Patricia Delva van Fedris licht toe: “Mensen die denken dat ze een ziekte hebben die op onze lijst staat, kunnen zich aanmelden bij Fedris. Ze moeten kunnen aantonen dat ze die ziekte hebben: een arts bepaalt of er sprake is van een beroepsziekte. Daarnaast moeten ze kunnen aantonen dat ze op hun werk zijn blootgesteld aan een bepaald risico dat die ziekte kan veroorzaken. Het oorzakelijk verband wordt vervolgens verondersteld.”
Delva legt uit dat er wordt gewerkt met criteria die horen bij een beroepsziekte. Tijdens een bedrijfsbezoek wordt er onderzoek gedaan. Delva: “Als voorbeeld: beroepsdoofheid. Er is vastgesteld dat iemand gedurende een bepaalde tijd aan een bepaalde hoeveelheid decibels moet zijn blootgesteld om te kunnen spreken van deze ziekte. Fedris heeft ingenieurs in dienst die naar de werkplek gaan om te kijken of mensen effectief zijn blootgesteld. Bij sommige beroepsziekten is het een criterium dat iemand een aantal jaar lang blootgesteld moet zijn. Dat wordt dan onderzocht: je carrière wordt door Fedris in beeld gebracht.”
Vervolgens worden de vaststellingen van de ingenieur en die van de arts samengebracht. Als iemand inderdaad is ziek geworden in de uitoefening van zijn beroep, krijgt hij of zij een uitkering die tijdelijk zo hoog is als negentig procent van het laatstverdiende basisloon en/of blijvend kan zijn. Fedris onderzoekt het dossier en betaalt vergoedingen aan het slachtoffer. Als Fedris een schadevergoeding betaalt aan een werknemer met een arbeidsongeval of een beroepsziekte, is die som afkomstig uit het Globaal Beheer van de sociale zekerheid. Het geld is afkomstig van socialezekerheidsbijdragen van werkgevers en werknemers in de private sector en de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. Fedris int daarnaast ook middelen van de verzekeringsondernemingen, de reders van de zeevisserij en de niet-verzekerde werkgevers.
Delva: “Wij zijn volledig bevoegd voor mensen die in de private sector, maar ook personeel dat bij de gemeente of bij de provincie werkt of heeft gewerkt kan bij ons terecht. In dit laatste geval is Fedris herverzekeraar. Als je bij andere instellingen van de publieke overheid werkt, dan is de werkgever zelf de verzekeraar; Fedris geeft daarbij wel medisch advies.”
Lijst met beroepsziekten
Fedris werkt dus met een lijst met in België erkende beroepsziekten. Die zijn gecategoriseerd. Zo zijn er ‘Beroepsziekten veroorzaakt door de volgende chemische agentia’, zoals zwavelzuur en chloor’ en ‘infectieziekten en door parasieten verwekte ziekten welke verband houden met de uitoefening van bepaalde beroepen’, zoals Lepra. Delva: “De criteria voor een bepaalde beroepsziekte worden voorgesteld door onze wetenschappelijke raad en voor advies voorgelegd aan het beheerscomité waarin de sociale partners vertegenwoordigd zijn. Tot slot worden ze voorgelegd aan de minister.”
Er kunnen ook aanvragen worden gedaan via het open systeem als mensen een ziekte hebben die (nog) niet op de lijst staat. Delva: “De bewijslast van het causaal verband ligt dan bij de betrokkenen; zij moeten dan zelf aantonen dat ze ziek zijn geworden bij de uitoefening van hun beroep. Dat is natuurlijk een stuk moeilijker.”
Gemiddeld binnen 9 maanden klaar
Hoe snel worden in België beroepsziektezaken opgelost? Delva: “Wij hebben een bestuursovereenkomst afgesloten met de regering en we moeten onze doelstellingen halen. Als voorbeeld: een beslissing over een beroepsziekte in de private sector bijvoorbeeld: 70 procent van de aanvragen die wij krijgen, moet binnen 8 maanden tot een einde worden gebracht. Deze doelstelling is praktisch behaald. De gemiddelde behandelingsduur voor alle dossiers samen is negen maanden.”
En als mensen het niet eens zijn met de beslissing van Fedris? “Mensen kunnen in beroep gaan bij de arbeidsrechtbank. Als een aanvraag bijvoorbeeld verworpen is. Het is maar een klein percentage dat in beroep gaat. Het gebeurt dat slachtoffers gelijk krijgen. Maar Fedris krijgt ook vaak gelijk. De verhouding is 50/50 ongeveer.” Delva reageert op de zaak van Albert Schuurman. “Een zaak van 20 jaar? Nee, dat hebben wij niet. Het duurt bij ons maximaal een jaar en het zijn de uitzonderingen die deze termijn overschrijden. En dan is dat omdat het een moeilijk dossier is.”