In november promoveerde bewegingswetenschapper Adrie Bouma op een onderzoek naar leefstijlinterventies. Wat hebben deze eigenlijk voor effect op mensen die te dik zijn? En hoe kijken de huisartsen ertegenaan die mensen moeten doorverwijzen? We bellen Bouma voor ons onderzoek naar Overgewicht. ‘De helft van de huisartsen overweegt niet om iemand door te verwijzen.’
Bouma onderzocht de literatuur op het gebied van leefstijlinterventies, maar keek ook naar de data van 230 deelnemers. Ze is blij dat de leefstijlinterventie nu in de basisverzekering zit, maar denkt wel dat de programma’s nog verbeterd moeten worden. ‘Er wordt erg ingezet op het motiveren van mensen in de programma’s die nu in de basisverzekering zitten,' legt Bouma uit. ‘Mensen krijgen veel energie en aandacht tijdens deze programma’s, maar wanneer dat stopt, neemt de motivatie weer af.’ Op de lange termijn zijn de effecten daardoor nihil.
Volgens Bouma komt dat doordat de psychologische barrières die er waren voordat patiënten aan het programma begonnen, er daarna nog steeds zijn. Barrières zijn gedachten die je belemmeren om te bewegen. Er zijn verschillende soorten te onderscheiden, legt Bouma uit, maar ze hebben allemaal te maken met iemands gevoel over of hij in staat is te bewegen. Ook kan het gaan om de verwachtingen die iemand heeft over de uitkomsten van het bewegen. Bouma: ‘Als het weer voor jou altijd een barrière was om te gaan wandelen, dan zal het dat nog steeds zijn na zo’n leefstijlprogramma. Terwijl je natuurlijk best kunt wandelen als het regent of het heel heet is: het is niet het weer zelf dat je tegenhoudt, maar je gedachtes over het weer.’ Andere voorbeelden van barrières zijn: ‘Bewegen is niks voor mij, ik val toch niet af’, of: ‘Ik ben te oud om te gaan bewegen, dat is iets voor jonge mensen’. ‘Als je daar niet mee leert omgaan, is een leefstijlverandering gedoemd om te mislukken, hoe gemotiveerd je bij aanvang ook bent,’ meent Bouma.
‘Helft van de huisartsen overweegt niet om door te verwijzen’
Een andere makke die Bouma ontdekte, is dat het bij huisartsen niet in het systeem zit om iemand door te sturen naar een leefstijlprogramma: ‘Huisartsen vragen niet standaard naar leefstijl en beweeggedrag als er een patiënt op het spreekuur komt met een klacht; daar zijn ze niet voor opgeleid. De helft overweegt dan ook niet om iemand daarvoor door te verwijzen.’ Bouma meent dat het vooral praktische problemen zijn waar huisartsen tegenaan lopen: ‘Ze hebben niet goed in beeld wat een leefstijlinterventie is, wat je ermee kunt bereiken en waar ze een patiënt heen kunnen sturen. Er is geen objectieve screening en verwijsmogelijkheid waarmee huisartsen kunnen zeggen tegen een patiënt: 'Kijk, dit is ook een advies'.’
De bewegingswetenschapper ontwikkelt daarom nu samen met twee ziekenhuizen, het UMCG en het VUMC, een digitaal instrument waarmee de huisarts in kaart kan brengen of het voor een persoon urgent is om meer te bewegen en om een verwijzing naar een leefstijlcoach te krijgen. Bouma: ‘Dan heeft een huisarts een objectieve diagnosetool om iemand door te kunnen sturen.’