Voor ons onderzoek Onder bewind in de zorg deden we een rondgang bij ruim 400 bewindvoerders en mentoren. Zij krijgen per jaar per cliënt 17 uur vergoed. Vier op de vijf vindt dat ze onvoldoende tijd hebben. En meer dan de helft vindt dat het belang van hun cliënten daardoor weleens in het geding komt.
We krijgen verhalen van kritische ouders te horen in ons onderzoek Onder bewind in de zorg. Zij maken zich grote zorgen over de macht van zorginstellingen ten opzichte van mentoren en bewindvoerders. Ook tijd speelt hierbij een rol, want als iemand anders hun kind gaat vertegenwoordigen, heeft die dan wel voldoende aan 17 uur per jaar om goed op te komen voor zijn of haar belangen?
Om een beter beeld te krijgen, zetten we een vragenlijst uit onder de leden van de Branchevereniging Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI) en het Landelijk Overlegorgaan Bewindvoerders, Curatoren en Mentoren. We krijgen ruim 400 reacties.
We vragen de bewindvoerders en mentoren of ze het idee hebben dat ze voldoende tijd kunnen nemen voor hun cliënten binnen de huidige vergoedingenstructuur. Standaard staat er voor een mentorschap 17 uur per jaar, met een uurtarief van 66,50 eur, zo lezen we in de tarieven op de site van het BPBI. Voor een bewind geldt hetzelfde.
‘Ik kan moeilijk in augustus zeggen: je uren zijn op’
Liefst 83 procent van onze respondenten ervaart dat ze niet voldoende tijd voor een cliënt kunnen nemen zoals het nu geregeld is. ‘De meeste hulpverleners beginnen heel hard te lachen wanneer wij hen vertellen hoe weinig tijd we maar krijgen per week per dossier,’ schrijft een respondent.
En of ze het redden binnen die tijd hangt helemaal van de cliënt af. Een respondent licht toe: ‘De ene cliënt kost nu eenmaal meer tijd dan de andere cliënt. Ik heb 42 cliënten. Onder normale omstandigheden, zou ik dus ongeveer 63 uur per maand kwijt zijn aan mijn cliënten. Ik werk min of meer fulltime: gemiddeld ongeveer 36 uur per week. Dus verhouding vergoeding/aantal cliënten/aantal uren per cliënt klopt niet (of ik moet wel heeeel traag werken).’
Een andere bewindvoerder ziet dat een standaardtarief sowieso ingewikkeld is: ‘Als een cliënt te vaak heeft gebeld, kan je moeilijk zeggen in augustus: Je 17 uur zijn op, dus vanaf nu kan ik je niet meer helpen.' Bewind is maatwerk, en daar is feitelijk geen standaardtarief aan te koppelen.’
‘Je kunt dit niet goed doen in 17 uur, ik werk dus in mijn eigen tijd’
Sommige bewindvoerders geven aan dat zij hun tijd nog wel een beetje kunnen verdelen tussen de nieuwe, moeilijke klanten en de ‘stabiele’ klanten die ze al langer hebben en bij wie het allemaal wel loopt. Een bewindvoerder schrijft: ‘In de praktijk slokken de complexe dossiers echter dermate veel tijd op dat de "stabiele dossiers" … minder tijd krijgen ... Dat hoeft niet per definitie schadelijk te zijn, maar zij hebben wel recht op die aandacht.’
Waar bewindvoerders misschien nog een beetje kunnen schuiven met hun tijd, komen mentoren echt helemaal niet uit met maar 17 uur, meent een respondent: ‘De 17 uur tijd per jaar is weinig voor mentorschappen als je de kwaliteit wil waarborgen. Mentor zijn vereist veel persoonlijke aandacht … Vaak is er niet alleen sprake van een verstandelijke beperking, maar ook van psychische problematiek.’ Een andere mentor bevestigt dit beeld: ‘Ik doe veel in eigen tijd. Als je mentor bent, kun je het werk niet goed doen in 17 uur.’
Werk over de schutting
Iets anders wat onze respondenten steekt, is dat zij steeds meer werkzaamheden over de schutting krijgen, die niet bij hen thuishoren. Door bezuinigingen, werkdruk en personeelstekort kunnen hulpverleners de laatste jaren minder tijd besteden aan cliënten, lezen we, en worden steeds meer zorgvragen door de cliënten neergelegd bij de bewindvoerder. ‘Dit is een zeer zorgwekkende situatie’, stelt een respondent.
Directeur Harold de Graaf van branchevereniging BPBI herkent dit beeld. ‘Er lijkt in toenemende mate druk op de verzorging gelegd te worden om geen aankopen zoals toiletartikelen en kleding meer te doen voor hun cliënten. Dat moet een mentor maar doen.’ Terwijl dit officieel een taak van de zorginstelling is, volgens De Graaf. ‘Net als ziekenhuisbezoek, maar dat vragen ze ook regelmatig aan de mentor. En die besteedt nu al zo anderhalf keer zoveel tijd aan zijn cliënten, dan er qua vergoeding voor staat.’
Dat er sprake is van tijdsdruk onder bewindvoerders en mentoren, verbaast ook bijzonder hoogleraar Rechtsbescherming, Kees Blankman, niet. ‘Maar dit zijn wel heel hoge cijfers.’ Hij meent dat het al zou helpen als er in de opleiding van zorgverleners iets terugkomt over wat een wettelijk vertegenwoordiger doet. ‘Dan weten zorgverleners beter wat ze kunnen verwachten van een bewindvoerder en mentor.’
‘Geen tijd voor uitleg’
59 procent van de geënquêteerden vindt dat door het gebrek aan tijd het belang van hun kwetsbare cliënten weleens in het geding komt. ‘Mensen met een zorgbehoefte, met name met een verstandelijke beperking, hebben meer noodzaak aan extra uitleg. Maar hier is geen tijd voor,’ licht een respondent toe.
Ze zouden meer willen doen voor hun cliënten, is de tendens in de reacties. Rustig op huisbezoek, vragen beantwoorden en beter overleg met andere zorgpartners. Sommigen doen dat ook, maar dan is het dus vrijwilligerswerk. Dat moet dan maar, zegt een betrokken respondent, ‘want niets doen is geen optie.’ Een ander schrijft: ‘Omgerekend werk ik dan dus tegen een veel lagere vergoeding dan die door de wetgever is vastgesteld, want mijn cliënten mogen daar niet de dupe van worden.’
Vooral voor de complexe gevallen moet een oplossing komen, zegt een respondent: ‘De huidige urennorm van 17 uur staat niet meer in verhouding met de complexe dossiers en leefsituaties die we tegenkomen.’ Een andere respondent meent dat er een apart tarief moet komen voor de doelgroep met psychische problemen: ‘Zij hebben veel meer tijd en aandacht nodig, vragen ook veel meer dan andere cliënten.’ Inderdaad is deze zogeheten ‘multi-problematiek’ een probleem, bevestigt De Graaf van de BPBI. ‘Het kost gewoon meer tijd. Dus onze mentoren en bewindvoerders lopen zich dagelijks het vuur uit de sloffen voor hun clienten.’
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. (www.fondsbjp.nl)