Zorginstellingen hebben veel macht. En juist daarom moeten bewindvoerders en mentoren van kwetsbare cliënten die daar zitten sterk in hun schoenen staan, meent docent gezondheidsrecht Olga Floris. En dat is nu niet altijd zo: ‘Als een cliënt al 3 jaar een mentor heeft, maar de groepsleider heeft die persoon nog nooit gezien, dan weet je: de instelling heeft vrij spel.’

Tamara danst door de gangen van de rechtbank. De toga van haar advocaat zwiert ze sierlijk om zich heen. Voor ons onderzoek Onder Bewind in de Zorg bezoeken we een zitting die gaat over het bewind van de verstandelijk beperkte Tamara. We treffen er ook Olga Floris die in de zaak optreedt als deskundige. Ze is jurist gezondheidsrecht bij de Erasmus Universiteit in Rotterdam en staat vaker gehandicapten bij in procedures tegen zorginstellingen. Daarnaast kent ze de praktijk van beschermingsmaatregelen persoonlijk: ze is zelf bewindvoerder en mentor van haar eigen gehandicapte kind.

Wat doet een mentor of bewindvoerder?

Curatele, bewind en mentorschap zijn maatregelen om mensen te beschermen die zelf niet goed beslissingen kunnen nemen. Bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, verslaving of dementie. Een bewindvoerder regelt de financiën voor iemand, een mentor regelt persoonlijke zaken. Een curator neemt beide onder zijn hoede.

Volgens Floris neemt het aantal professionele bewindvoerders en mentoren toe, en onderhouden zij soms nauwe banden met zorginstellingen.

Hoe verklaart u die toename?

‘Door de opkomst van de professionele bewindsbureautjes, vaak gelieerd aan de zorginstellingen. Vroeger had je die niet. Instellingen hebben veel macht en willen die ook graag houden. Dat doen ze bijvoorbeeld door extern bewind of mentorschap aan te vragen, waardoor familie buitenspel komt te staan. Ook bij de rechter hebben de instellingen veel macht. Logisch, want die rechter is jurist en gaat af op de verklaring van de orthopedagoog of een psychiater. De rechter zal moeten vertrouwen op hun expertise. Dus als de deskundige van de instelling zegt dat de familiaire bewindvoerder of mentor niet in het belang van de betrokkene handelt, dan neemt de rechter dat aan. De familie zou een contra-expertise kunnen vragen. Maar dat weten ze vaak niet en het kost geld. Daarnaast willen ze ook liever geen ruzie, want ze moeten toch door met de instelling.’

Is die toename een probleem?

‘Mijn ervaring is niet altijd goed. Mentoren en bewindvoerders krijgen niet heel veel betaald per cliënt. Dus hebben ze vaak een grote caseload nodig. Je kunt je afvragen of ze dan wel betrokken genoeg zijn. Een tijdje geleden sprak ik een groepsleider in een instelling voor gehandicaptenzorg. Over iemand op de groep zei hij: die heeft al 3 jaar een mentor maar die heb ik nog nooit gezien. Dan weet je dus: de instelling heeft vrij spel. En er gaat voldoende mis in dit soort instellingen - met dwang, met verwaarlozing. Terwijl een kwetsbare persoon juist iemand moet hebben die zijn belangen goed vertegenwoordigt. Het is een makkelijke doelgroep voor misbruik.’

Dat gaat nu mis?

‘Wettelijk vertegenwoordigers zouden volstrekt onafhankelijk moeten zijn van de instelling. Ik denk dat ze anders al heel snel geneigd zullen zijn te doen wat de instelling zegt. Ik zie als jurist natuurlijk vooral de slechte dingen, moet ik erbij zeggen. En natuurlijk kan de nabijheid en bekendheid met de instelling ook voordelen hebben, maar het is dan heel moeilijk om de belangen van je cliënt te dienen. Het nadeel is namelijk dat je heel snel meegaat in de cultuur van de instelling.’

Leg uit.

‘Ik doceer ook gezondheidsrecht aan studenten Gezondheidswetenschappen; wat mag wel en wat mag niet volgens de theorie? Vervolgens gaan die studenten stage lopen bij een instelling, en horen daar dat theorie niet zo belangrijk is. ‘We doen het hier altijd zo,’ krijgen ze dan te horen, of: ‘Daar is geen geld voor’. En wat gebruikelijk is, wordt al gauw wat toelaatbaar is. Laatst adviseerde ik ouders met een klacht over hun zoon die ‘s nachts werd opgesloten zonder wc. Er was een medewerker die op een centraal punt wat uitluisterapparatuur in de gaten hield, maar dat was het. Die jongen poepte zich onder en smeerde de muren onder. Dat opsluiten mag natuurlijk niet zomaar, maar is ’een gebruikelijke praktijk’, krijg ik dan te horen, dus toelaatbaar. Bijna iedereen, zelfs de familie, die veel te maken heeft met zorginstellingen, raakt op die manier geïnstitutionaliseerd. Zo is het nu eenmaal, ga je denken. Mentoren en bewindvoerders zouden wat mij betreft zo veel mogelijk buiten die dynamiek moeten blijven, zodat ze sterk kunnen opkomen voor hun cliënten.’

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. (www.fondsbjp.nl)

Nieuwsbrief

Meer weten? Abonneer je hier op onze nieuwsbrief. Dan sturen we je elke 2 weken de nieuwste artikelen.

Makers