Familieleden van getraumatiseerde veteranen met PTSS, waaronder partners en kinderen, voelen zich in de steek gelaten door het ministerie van Defensie. Daar waar de veteraan zelf vaak snel hulp krijgt bij de verwerking van zijn trauma’s, krijgen de gezinsleden die moeten omgaan met de woedeaanvallen, herbelevingen, ernstige nachtmerries en soms fysiek geweld nauwelijks ondersteuning. “Ik hoor hele schrijnende verhalen,” aldus Veteranenombudsman Reinier Van Zutphen in de tv-uitzending van Pointer (KRO-NCRV).
De redactie van Pointer sprak met meer dan twintig familieleden en veteranen en kreeg dezelfde signalen. Partners van veteranen met PTSS zijn altijd aan het zorgen: voor de veteraan, voor hun kinderen en voor zichzelf. Ze leven met een persoon in huis die ze soms niet meer herkennen. Zo krijgen ze te maken met plotselinge woedeaanvallen van hun geliefde, die hun tijdens het slapen soms ‘bevecht’ als een militair. Kinderen lopen op hun tenen in huis, omdat ze bang zijn hun vader of moeder boos te maken en partners moeten soms noodgedwongen stoppen met hun werk om zorg te verlenen.
Hoeveel getraumatiseerde veteranen er precies zijn, zegt het ministerie van Defensie niet te weten. Er zijn in Nederland ruim 100.000 veteranen en volgens een woordvoerder wordt bij ‘ongeveer 5 procent’ PTSS vastgesteld. Dat zou dus gaan om enkele duizenden. Er zijn echter deskundigen die vermoeden dat het werkelijke aantal een stuk hoger ligt.
‘Wij zijn er alleen voor de veteraan’
Hoe kan het dat partners en kinderen van een getraumatiseerde veteraan zich aan hun lot voelen overgelaten? In de Veteranenwet staat namelijk duidelijk dat de minister van Defensie ook een zorgplicht heeft aan de naaste familieleden van een veteraan. Maar die hulp krijgen ze nu dus niet altijd, zelfs niet als ze er actief zelf om vragen bij het Veteraneninstituut. Dit is de uitvoeringsinstantie waar veteranen en hun familieleden kunnen aankloppen voor hulp. “Ik belde voor psychische hulp voor mezelf, vanwege de onvoorspelbare woedeaanvallen van mijn partner. Maar ze zeiden: wij zijn er alleen voor de veteraan,” aldus een partner. Soms wisten familieleden niet eens dat ze zelf hulp hadden kunnen krijgen.
Het Veteraneninstituut belooft beterschap
Bij het Veteraneninstituut zijn ze er wel degelijk voor het thuisfront, zegt David Hogenkamp, directeur Zorg. Zo begeleiden ze op dit moment 100 partners van veteranen. Hij weet dat gezinnen het zwaar kunnen hebben. “Wij zeggen altijd: PTSS krijg je alleen, maar heb je niet alleen. Dus zeker met zwaar psychische klachten, heeft het gezin daar ook enorm veel last van.” Ze krijgen 30.000 telefoontjes per jaar en er gaat ook wel eens wat fout, erkent hij. “Ik hoor inderdaad ook dat zo nu en dan een partner niet goed gehoord wordt en niet goed wordt doorverwezen bij het loket,” geeft hij toe. “Waar mensen werken worden fouten gemaakt, ook bij ons. Maar die moeten we wel zien te voorkomen”, aldus Hogenkamp.
Hij laat weten daar ook aan gewerkt wordt. In 2025 wordt er een nieuw zorgtraject gestart met meer aandacht voor het gezin. En ook de informatievoorziening op de website wordt verbeterd, zodat duidelijker wordt welke hulp het instituut gezinnen kan bieden.
Hulp bij herkennen van PTSS
Veel partners van een getraumatiseerde veteraan vertellen aan Pointer dat het al zou helpen als meer informatie over PTSS met het thuisfront wordt gedeeld. Bijvoorbeeld door een algemene brief te sturen aan de gezinnen van veteranen die terugkeren van een missie. Over wat het is, hoe je het kan herkennen en hoe je ermee kunt omgaan.
Angelique, partner van een veteraan, zegt: “Als iemand mij na de missie had verteld wat de signalen waren, had ik veel eerder aan de bel kunnen trekken en was de situatie niet zo uit de hand gelopen. Al hadden ze bijvoorbeeld gezegd: ‘als hij 3 nachten per week niet slaapt, is dat een teken en moet je om hulp vragen.’ Dan had ik een handvat gehad, ik had nu geen idee.” De woedeaanvallen van haar man kunnen zomaar ineens opkomen. “Het voelt heel onheilspellend. Niemand heeft me tot op de dag van vandaag ook verteld wat ik dan het beste kan doen. Niemand,” vertelt ze.
Het ministerie van Defensie lijkt zich niet te herkennen in dit beeld. “Er is veel aandacht voor het voorkomen van psychische klachten en voor het vroegtijdig signaleren ervan,” stelt een woordvoerder. “Daarnaast worden relaties voorafgaand, tijdens en na afloop van de inzet ook geïnformeerd over de zorg die beschikbaar is.” Wel zegt de woordvoerder van het ministerie dat ze de klachten gaan bestuderen. “We nemen signalen van relaties serieus en zullen hiernaar kijken.”
Kinderen van veteranen nemen PTSS soms over
Naast partners zijn ook de kinderen van veteranen een groep die snel over het hoofd wordt gezien, ziet ook de Veteranenombudsman. Een van die kinderen is Esmay. “Wij moesten altijd op eieren lopen. Als mijn vader onverwachts een woedeaanval kreeg, vlogen de voorwerpen door het huis,” vertelt ze. Haar ouders vroegen het Veteraneninstituut om hulp toen ze als tiener in een zware depressie kwam door de thuissituatie. “Maar het Veteraneninstituut zei dat er geen hulp voor mij was.”
Inmiddels vertoont ze zelf ook kenmerken van PTSS. En ze is niet de enige, concludeert Veteranenombudsman Van Zutphen. Hij heeft ‘meerdere signalen’ gekregen dat kinderen zelf PTSS krijgen door de omgang met een getraumatiseerde ouder. Reden genoeg voor Van Zutphen om in 2025 specifiek onderzoek te doen naar de situatie van Veteranenkinderen.
Kijk hieronder de uitzending van Pointer over vergeten veteranen: