Steeds vaker treffen omwonenden van leliebollenvelden en lelietelers elkaar in de rechtszaal. Omwonenden maken zich zorgen over de gezondheidsrisico’s van bestrijdingsmiddelen die telers op de velden spuiten. En omdat ze zich door overheden niet beschermd voelen, zoeken ze hun heil bij de rechter.
Vanuit haar woning in het Limburgse Sevenum kijkt Laura Redeker (39) op een akker. Er worden wortels op verbouwd. Dat had ze afgelopen zomer nog niet durven dromen. Eigenlijk zouden er namelijk leliebollen op het land komen. En die zouden elke week bespoten worden met bestrijdingsmiddelen.
Redeker kreeg van de GGD vooraf het advies om kinderen en huisdieren binnen te houden en ramen en deuren dicht te doen zodra er gespoten zou worden op het leliebollenveld. Na één, twee uur zou het wel weer veilig zijn, werd haar ook verteld. Maar konden haar kinderen van 5 en 11 jaar oud dan na die twee uur ook weer veilig op de trampoline en de glijbaan in de tuin spelen? Of moest ze die speeltoestellen eerst schoonmaken? En hoe dan? Op die vragen kreeg ze geen antwoord. Het wakkerde haar zorgen eerder aan, dan dat ze werden weggenomen.
Zorgen om de gezondheid
Die zorgen zijn niet onterecht. Experts brengen bestrijdingsmiddelen in verband met verschillende neurodegeneratieve aandoeningen (aan de zenuwen), zoals Parkinson, Alzheimer en ALS. Dat die verbanden er mogelijk zijn, blijkt vooral uit buitenlandse onderzoeken, die bijvoorbeeld ook het RIVM en de Gezondheidsraad aanhalen in rapporten. Relaties tussen specifieke bestrijdingsmiddelen en dit soort ziektes zijn nog weinig onderzocht, maar niet uit te sluiten.
En bestrijdingsmiddelen worden in de lelieteelt volop gebruikt. Volgens de laatste cijfers van het CBS uit 2020 gemiddeld 114 kilo per hectare per jaar. Als je bedenkt dat er in dat jaar in Nederland volgens de Basisregistratie Gewaspercelen (BRP) 5267 hectare aan leliebollen werd verbouwd, zou dat dus meer dan 600.000 kilo in totaal zijn. Een groot deel van die kilo’s (77,1 per hectare) is paraffineolie, een middel van biologische oorsprong. De rest zijn chemische bestrijdingsmiddelen. Met de paraffineolie meegerekend staan de leliebollen op nummer één van de landbouwgewassen waarvoor de meeste middelen gebruikt worden. Zonder paraffineolie staan ze op drie, achter rozen en chrysanten onder glas.
Telers wijzen erop dat ze alleen bestrijdingsmiddelen gebruiken die door het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) zijn goedgekeurd en dus gebruikt mogen worden in Nederland. Maar daar zit juist ook het venijn. Want in een technische briefing aan de Tweede Kamer gaf de toelatingsinstantie vorige maand zelf aan dat die goedkeuring tekortschiet. Er zou meer getest moeten worden op de effecten van combinaties van verschillende bestrijdingsmiddelen en op de relatie tussen middelen en ziektes als Parkinson.
Niet minder lelieteelt
Wordt het met die kennis in het achterhoofd dan niet eens tijd om een teelt waarbij zoveel middelen worden gebruikt aan banden te leggen? Tot nu toe lijkt daar nog geen sprake van. Cijfers van de BRP die Pointer analyseerde, laten zien dat de oppervlakte leliebollen en -knollen in Nederland al tien jaar rond de 6000 hectare ligt. In sommige provincies, zoals Noord-Brabant en Drenthe, nam de oppervlakte de afgelopen tien jaar zelfs fors toe, al was in die provincies het laatste jaar wel een kleine daling te zien. Tussen gemeenten zijn er grote verschillen in de hoeveelheid land met leliebollen (zie de tabel hieronder).
De bollen worden maar eens in de circa zeven jaar op hetzelfde perceel geteeld, om de gezondheid van de bodem te bevorderen. Daardoor zien omwonenden ze soms ineens verschijnen op een plek waar ze al jaren wonen. Zo ging het ook in Sevenum. “Ik werd aangesproken door een buurman die zei dat ze hier lelies gingen telen”, vertelt Redeker. “Ik dacht: leuk. Maar hij zei dat ik me er eens in moest verdiepen. Dat ben ik gaan doen. Toen schrok ik heel erg van wat ik erover vond. Dat het gebruik aan middelen zo hoog is.”
Woon jij in de buurt van lelievelden? Ontdek op deze kaart waar telers hun leliebollenpercelen voor 2024 registreerden.
Naar de overheid
Redeker en andere omwonenden klopten met hun zorgen aan bij de gemeente Horst aan de Maas, waar Sevenum onder valt. “Die hebben ons wel gehoord, maar ook duidelijk aangegeven dat ze ons niet konden helpen, omdat alles wat de teler wilde doen wettelijk is toegestaan.” Redeker en haar buren schreven ook een brief aan de provincie Limburg, maar die verwezen weer naar de gemeente.
De terughoudendheid van overheden om in te grijpen in de lelieteelt, herkent hoogleraar Omgevingsbeleid Raoul Beunen ook van andere plekken. “Ik denk dat overheden graag naar elkaar kijken”, zegt hij. Terwijl het ook anders kan. “Ze hebben allemaal instrumenten om beter te reguleren en zorgen van mensen weg te nemen.” zegt Beunen. Provincies kunnen gemeenten bijvoorbeeld verplichten bufferzones te creëren tussen bollenvelden en woningen. “Gemeenten nemen die dan op in hun omgevingsplan.” Een andere optie die provincies en gemeenten hebben, is het verbieden van teelt waarbij veel middelen gebruikt worden. “Bij bestaand gebruik is het lastig om in één keer te zeggen dat het niet meer mag”, zegt Beunen. “Maar bij bollentelers die op zoek zijn naar nieuwe locaties voor lelieteelt of boeren die grond verpachten aan bollentelers, kan de gemeente of provincie zeggen: dat willen wij niet of alleen onder bepaalde voorwaarden."
Naar de rechter
In Sevenum deden de gemeente en provincie dat dus niet en zagen de omwonenden uiteindelijk geen andere uitweg dan naar de rechter te stappen. Daar hadden ze meer succes dan bij de overheid. De rechter verbood de lelieteler bestrijdingsmiddelen te gebruiken op basis van het voorzorgsprincipe: zolang niet duidelijk is dat de voorgenomen middelen níét schadelijk zijn voor de gezondheid van omwonenden, mogen ze niet gebruikt worden. Daarmee was de lelieteelt van de baan.
De omwonenden in Sevenum zijn niet de eersten die succes hebben bij de rechter. In 2023 oordeelde de rechter in een zaak in het Drentse Boterveen voor het eerst dat een lelieteler een spuitverbod opgelegd kreeg. In hoger beroep werd uiteindelijk bepaald dat hij wel weer mocht spuiten, maar nog maar met 4 middelen in plaats van de circa 30 middelen die voor hem gebruikelijk waren. En ook op andere plekken in het land werden rechtszaken gevoerd, sommige met meer succes voor bewoners dan andere.
Rechter op stoel van overheid
De omwonenden in wiens omgeving de leliebollenteelt of het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de rechtszaal (deels) verboden wordt, voelen zich gehoord. Maar deze gang van zaken roept ook vragen op. De teler doet in principe iets dat mag, de overheid laat de teler zijn gang gaan, maar de rechter verbiedt (een deel van) zijn activiteiten. Doet de rechter hier niet wat de overheid zou moeten doen in beleid?
Die vraag wil de gemeente Horst aan de Maas niet beantwoorden, omdat er in de zaak over Sevenum nog een hoger beroep loopt. De Provincie Limburg verwijst in een reactie aan Pointer naar het Rijk en individuele gemeenten die ‘aan zet’ zouden zijn. En het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) verwijst, je raadt het al, naar gemeenten en provincies die het ‘bevoegd gezag’ zijn.
Regelgeving blijft achter
Beunen verbaast het niet. “De aandacht voor deze problematiek is enorm toegenomen”, zegt hij. “Op alle overheidsniveaus is er de ambitie om het gebruik van bestrijdingsmiddelen fors te verminderen. Maar de doorvertaling naar daadwerkelijke regelgeving, die blijft vaak achter. Overheden zijn nu op zoek naar hoe ze daar op een goede manier mee om moeten gaan. En je merkt toch een soort terughoudendheid om in te grijpen, zeker als het gaat over bestaande activiteiten of belangen.”
Voor die terughoudendheid hebben bezorgde bewoners geen tijd. “Op het moment dat je dat gesprek voert, dan gaan die leliebollen natuurlijk zo snel mogelijk de grond in”, zegt Redeker. “Dan heb je geen tijd om op een gemeente te wachten die misschien over een paar jaar een besluit neemt.”
Toekomst
Betekent dat dan dat de oppervlakte lelieteelt over tien jaar nog net zo groot is en er nog even veel middelen worden gebruikt als nu, tenzij omwonenden naar de rechter stappen? Zo zwart-wit ligt het ook weer niet, legt hoogleraar Beunen uit. “Een recent voorbeeld is de provincie Utrecht”, zegt hij. “Daar is een motie aangenomen om te regelen dat nieuwe bollenvelden in combinatie met het gebruik van bestrijdingsmiddelen niet meer toegestaan zijn. Ze moeten dat nog uitwerken in concrete regels, maar daar zijn ze er dus wel mee bezig.” Volgens de hoogleraar blijft Utrecht voorlopig nog wel een uitzondering. “Andere provincies doen bij mijn weten weinig tot niets om het gebruik van pesticiden in te beperken.”
Vooruitstrevende telers werken zelf wel aan vergroening voor lelieteelt die minder afhankelijk is van bestrijdingsmiddelen. Iets dat minister Wiersma van LVVN aanmoedigt. Zij zegt verder in te zetten op de beschikbaarheid van preventieve en niet-chemische maatregelen. Te denken valt aan lelierassen die weerbaarder zijn tegen virussen, plagen en ziektes en mechanische bestrijding in plaats van chemische. Bovendien wil ze ervoor zorgen dat ‘groene middelen’ die minder schadelijk zijn voor mens en milieu, sneller worden toegelaten.
Tegelijkertijd werd deze week een wetsvoorstel dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen moest inperken, ingetrokken door het kabinet. Het wetsvoorstel ging oorspronkelijk over middelengebruik buiten de landbouw, maar werd door een amendement van de Partij voor de Dieren verbreed naar ook binnen de landbouw. Het middelengebruik zou in 2025 gehalveerd moeten zijn en 95 procent lager zijn in 2030. Die voornemens zijn nu dus van de baan.
Voorlopig moeten de bewoners in Sevenum het kortom hebben van het oordeel van de rechter. Zij wachten nu het hoger beroep in hun zaak af. Dus wie weet welk gewas er volgend jaar in hun achtertuin geteeld wordt.
Kijk de uitzending van Pointer over het conflict om de lelieteelt hieronder terug: