Eén van de eerste tips die we binnenkrijgen in ons dossier Bestrijdingsmiddelen bevat een reclamefolder voor landbouwers. Daarin wordt een onkruidbestrijdingsmiddel met glyfosaat aangeprezen. Onze tipgever struikelt daarover: ’Het is gewoon pokkespul. Dat moet je niet aanprijzen.’
Tipgever Dick de Geus en zijn vrouw hebben een zorgkwekerij in de buurt van Eindhoven. Daar brengen ze samen met medewerkers met een beperking vaste planten tot bloei. De Geus was niet blij toen hij de folder over het bestrijdingsmiddel met glyfosaat in zijn werkmail kreeg en besloot ons te tippen: ‘We worden door de overheid aangespoord om juist minder gif te gebruiken. Als ik dan zo’n mailing aan duizenden agrariërs zie die aangemoedigd worden om vooral gif te kopen, dan gaat mij dat aan het hart.’
Oranje akkerbouwvelden
De gepensioneerde communicatie-adviseur wil graag dat er iets verandert. ‘Toen ik een maand geleden door Brabant reed, zag ik alleen maar oranje akkerbouwvelden. Doodgespoten met bestrijdingsmiddelen. Dan denk ik: dat kan toch niet goed zijn voor de natuur?’ Hij heeft het zelf ervaren met een tegelpad waarop een bestrijdingsmiddel met glyfosaat was gespoten. ‘Er was per ongeluk een beetje op het gras gesproeid: binnen twee dagen was het stuk. Het is gewoon pokkespul.’
Glyfosaat bestaat volgens De Geus uit zouten die inwerken op de wortels van de planten. ‘Er wordt gedaan of het niet schadelijk is, maar dit lijkt mij niet veilig voor de natuur.’ Ook zijn tien bijenvolken stelt De Geus niet graag bloot aan deze bestrijdingsmiddelen. ‘Ik weet niet of ze doodgaan als ze ermee in aanraking komen, maar voor de diversiteit aan planten is het in ieder geval niet goed. En dat hebben mijn bijen nodig.’
‘Dat iets goedgekeurd is, wil niet zeggen dat het goed is’
Toch is het gebruik van bestrijdingsmiddelen, waaronder glyfosaat, gewoon toegestaan. De Europese Commissie heeft zelfs afgelopen december de vergunning voor glyfosaat met vijf jaar verlengd. ‘Dat iets goedgekeurd is, wil niet zeggen dat het goed is,’ meent De Geus. ‘Er is gewoon geen alternatief.’ Dat het geen eenduidig besluit was, blijkt ook uit het stemgedrag van de lidstaten: slechts achttien van de achtentwintig stemden voor. Om het besluit erdoor te krijgen was een minimum van zestien voorstemmers vereist.
De Geus: ‘Er is een lobby die zegt: je moet het niet gebruiken, en er is een lobby die zegt: je kunt het wel gebruiken. Als ik zo om me heen kijk en die dode akkers zie, dan denk ik: je moet het niet gebruiken.’