Van tijd tot tijd verschijnen alarmerende berichten in de media over hand over hand toenemende identiteitsfraude. Ook de wijze waarop politie en andere overheidsinstanties erover communiceren, zoals in waarschuwende campagnes, wekt de indruk dat het criminele gebruik van andermans persoonsgegevens een gigantische plaag is die in razend tempo om zich heen grijpt.
En allerlei instanties, buiten politie en justitie ook gemeenten, rijksdiensten en financiële instellingen, zijn bezig die voortwoekerende identiteitsfraude te bestrijden. Maar opmerkelijk is dat niemand weet hoe groot het probleem precies is. In feite zijn zeer velen doende, en niet altijd even gecoördineerd, met het oplossen van een qua omvang onbekend probleem.
De totale financiële schade die identiteitsfraudeurs aanrichten neemt volgens het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en -fouten (CMI) van het ministerie van Binnenlandse Zaken de laatste jaren af. Individuele gevallen laten echter zien hoe ernstig de persoonlijke gevolgen kunnen zijn.
Slachtoffer wordt verdachte
Zoals het geval van een vrouw in Rozenburg, die haar leven na een scheiding weer op de rit trachtte te krijgen. Ze kreeg in april dit jaar plotseling brieven van de Officier van Justitie in Berlijn en andere Duitse steden. De boodschap: u wordt verdacht van fraude met een online-webshop. Mensen konden daar keukenspullen bestellen en betaalden die ook, maar kregen ze nooit geleverd. De vrouw heeft nu de Duitse Staatsanwalt achter zich aan als verdachte van oplichting.
Haar advocaat, Adrie Tilburg, heeft inmiddels contact met Duitsland en probeert te redden wat er te redden valt. “Ze heeft in Nederland aangifte gedaan van identiteitsdiefstal. Dat kan op verschillende manieren zijn gebeurd. Zo opende ze een rekening bij de gratis N26-internetbank.” In Duitsland is daar inmiddels van bekend dat er een lek zat in het systeem, waardoor ruim 400 klanten op vergelijkbare wijze zijn benadeeld. De Duitse justitie is nog bezig met het onderzoek.
Lastig en vervelend
Maar niet alle ID-fraude is zo heftig. Uit het feit dat volgens de Cybersecuritymonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maar één op de zes slachtoffers van digitale identiteitsfraude aangifte doet, valt wellicht af te leiden dat zij er niet erg hevig onder gebukt gaan. Of het idee hebben dat het proces-verbaal van aangifte, verder onbehandeld, alleen maar goed is voor de statistiek, dat kan ook. De Monitor Identiteit 2017, een tweejaarlijkse momentopname in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken, signaleert in elk geval dat slachtoffers wat hun is overkomen voornamelijk lastig en vervelend vinden en het etiket ‘misdrijf’ overdreven.
Maar hoe erg is het nu precies? “Bijna elk jaar verdubbelt het aantal meldingen over identiteitsdiefstal,” schreef NRC vorig jaar. Dat klopte niet. De krant vergeleek de cijfers van 2015 en 2017: 769 meldingen en 2915. Waren er in 2018 vervolgens 5830 meldingen, het dubbele van 2017? Helemaal niet. Bij genoemd CMI kwamen maar 3249 gevallen binnen. En de 769 zaken van 2015 waren geen verdubbeling ten opzichte van 2014, het aantal meldingen was daarentegen met 24 afgenomen.
Brede definitie
Trends destilleren uit cijfers over identiteitsfraude is een riskante bezigheid, kortom. Als ze er al zijn is het verloop over een aantal jaren nogal grillig. En allerlei organisaties houden wel cijfers bij, maar wat ze precies tellen loopt vaak uiteen.
Dat kan zelfs binnen één organisatie verschillen. Zo verstrekte het Openbaar Ministerie op verzoek van Reporter Radio cijfers over het aantal zaken dat door de politie was aangeleverd, de ‘instroom’: 1123 in 2015, 1248 vorig jaar. Nu brengt het OM ook periodiek een ‘Fraudemonitor’ uit, en daarin zijn de cijfers voor die jaren 214 en 614. De enige overeenkomst tussen beide bronnen is dat 2018 een daling laat zien. Om een verklaring gevraagd liet het OM weten bij de beantwoording van het verzoek om cijfers een ‘brede definitie’ te hebben gehanteerd.
Identiteitsfraude zit vaak verstopt in andere delicten, zoals oplichting. Dat bemoeilijkt het zicht op de omvang eveneens. Wie voor dat andere delict wordt vervolgd, komt niet altijd als pleger van identiteitsfraude in de statistieken. Daar komt bij dat de politiecomputer pas sinds 2015 een aparte code kent voor zulke fraude. Maar de rechercheur die een oplichtingszaak onderzoekt, vinkt die code, F617, lang niet altijd aan.
Registratie schiet tekort
Mirjam Jonkergouw, die namens de politie bij het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten (ECID) van de Marechaussee werkt, stelde vorig jaar in een politievakblad dat de registratie door de politie tekort schiet. F617 veronachtzamen kan veel grotere criminaliteit verborgen houden, betoogt ze. “Een vervalst identiteitsbewijs wordt vaak gezien als bijvangst. Maar voor hetzelfde geld leidt zo’n document naar een criminele organisatie die een partij blanco documenten heeft ontvreemd.”
Jonkergouw signaleert ook, met het CBS in de Cybersecuritymonitor, dat niet elk slachtoffer aangifte doet. Reporter Radio vroeg de politie om cijfers: 4305 aangiften in 2016, 5057 in 2017 en vorig jaar 5125. Eind juni 2019 stond de teller op 3004. Wanneer de tweede helft van het jaar overeenkomstig verloopt, eindigt het in december op zo’n 6000.
Cybercrime
Identiteitsfraude vindt meer en meer digitaal plaats, valt vaak te vernemen. Daarvan heeft de politie echter geen weet, want zij registreert dat niet. Het is onmogelijk om dat cijfer ‘gestructureerd uit het systeem te halen‘.
Het CBS weet er wel iets over, blijkens de eerder genoemde Cybersecuritymonitor. Digitale identiteitsfraude neemt volgens deze bron af. In 2012 was 1,5 procent van de personen vanaf 15 jaar slachtoffer, in 2017 nog maar 0,4 procent. Overigens komt van de vier bekeken vormen van cybercrime (ook: koop/verkoopfraude, hacken en cyberpesten) identiteitsfraude het minste voor.
Cijfers over WhatsApp-fraude van de Fraudehelpdesk, die sinds 2003 slachtoffers bijstaat, bieden een totaal ander beeld. Het aantal slachtoffers groeide van 12 in 2017 naar 124 vorig jaar. Dit jaar, tot eind augustus, liep het aantal al op tot 722.
De Raad voor de Rechtspraak turft het aantal strafzaken, waarbij identiteitsfraude bewezen is verklaard. Dat is vrij constant. De laatste drie jaar schommelt het rond de 750. Zo’n 2 procent van de daders is minderjarig.
Wie met de ID van zijn oudere broer de disco binnen wil, komt vaak terecht bij Halt. Van de circa 16.000 jongeren die jaarlijks een Halt-straf opgelegd krijgen, was dat in 2017 513 maal wegens ID-fraude. “Na een jarenlange stijging is er in 2018 een dip,” meldt Halt. Vorig jaar waren er 286 Halt-klanten, bijna een halvering. De organisatie kan dat niet verklaren.
Beter tellen
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RViG), het onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken waar het eind 2008 opgerichte meldpunt CMI is ondergebracht, test momenteel een app, waarmee medewerkers van gemeentelijke afdelingen Burgerzaken gevallen van identiteitsfraude aan Den Haag kunnen doorgeven, zodat daar een landelijk beeld van de omvang kan ontstaan. ‘Cijfers’ was, na ‘kennis en trainingen’, de tweede prioriteit die vorig najaar uit een raadpleging van de werkvloer naar voren kwam. “Die zijn er niet en wat er wel is, is lastig te duiden,” zo bevestigde de RViG het door praktijkmensen gesignaleerde gemis in april op hun jaarcongres.
Welke betrokkene men ook spreekt over identiteitsfraude, iedereen benadrukt de complexiteit van het fenomeen met zijn vele verschijningsvormen, waardoor het soms onopgemerkt in de politiecomputer kan verdwijnen en het OM brede en smalle definities kan gebruiken. Bij Burgerzaken gestructureerd gaan tellen kan dan hooguit een deel van het gewenste inzicht opleveren.
Het zwarte gat van identiteitsfraude