Onlangs werden de laatste cijfers gepubliceerd over dwangmaatregelen in de geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd werden er in 2023 bijna 3000 mensen in een separeercel gezet. Dat is een stijging ten opzichte van het jaar ervoor.
Over het aantal separaties lijkt geen discussie te bestaan. Maar met de cijfers is wel iets geks aan de hand. In de publicatie schrijft de Inspectie dat ze een selectie heeft moeten maken uit de aangeleverde cijfers, omdat ze niet allemaal juist zijn aangeleverd: “Deze selectie bevat 75 procent van alle registraties.” Met andere woorden: 25 procent van de registraties is niet juist aangeleverd.
Twijfel
Een ander getal doet ook de wenkbrauwen fronsen. Uit de selectie van de aangeleverde cijfers blijkt namelijk dat in 2023 patiënten in de GGZ in totaal 3,4 miljoen uur zouden zijn ingesloten. Dat lijkt een uitzonderlijk hoog aantal. De Inspectie trekt dit getal zelf al in twijfel. “De inspectie vermoedt dat dit komt door registratiefouten (niet afsluiten van de registratie), waardoor de absolute totale cijfers geen juist beeld geven.”
De GGZ-instellingen zijn verplicht om gedwongen zorgmaatregelen te registreren. Dat is bedoeld om inzicht te hebben in de ontwikkelingen en toezicht te kunnen houden op de zorgverlening. Op basis van de gebrekkige registratie lijkt dit nu problematisch.
Gebrekkige registratie in hectische omgeving
Eric Noorthoorn werkt bij de GGZ-instelling GGNet en wordt alom gezien als dé man van de cijfers met betrekking tot verplichte zorg in de GGZ. Ook hij kijkt met argwaan naar de cijfers van de Inspectie. Dat getal van 3,4 miljoen uren aan insluitingen kan volgens hem niet kloppen. “Als ik de cijfers zie en ik deel ze door het aantal mensen die het hadden kunnen ondergaan of door het aantal ziekenhuizen waarbij dit had kunnen plaatsvinden, dan is dit een overschatting."
Hij heeft wel een idee hoe het komt dat dit cijfer zo hoog uitvalt.
De absolute totale cijfers geven geen juist beeld.
“Je moet je voorstellen dat een verpleegkundige bijvoorbeeld in de nacht iemand in een separeercel moet plaatsen. Dat moet ze dan ook in het systeem invoeren, terwijl ze in een hectische omgeving staat van een gesloten afdeling met een patiënt die manisch of psychotisch ontregeld is. En dan moet diezelfde verpleegkundige op een ander moment, als de separatie ten einde is, eraan denken om die in het registratiesysteem ook weer stop te zetten. Stel nu dat dit pas dagen later gebeurt, dan worden meer uren geregistreerd dan er in werkelijkheid zijn geweest."
'Meer mensen separeren dan nodig’
Het cijfer van 3,4 miljoen uur is dus een overschatting en het probleem is waarschijnlijk minder groot. Goed nieuws zou je zeggen. Maar, zo ziet Noorthoorn dat niet. Een goede registratie is volgens hem cruciaal als je wilt dat dit soort dwangmaatregelen minder hoeven worden ingezet.
“Als ze wel goed worden bijgehouden, kun je ervan leren. Dan zie je hoe vaak het wordt toegepast en bij welke patiënten. En daar kun je dan ook de zorg op aanpassen. Maar als je niet weet hoe het zit op je afdeling, dan blijf je hetzelfde doen met het risico dat je bijvoorbeeld meer mensen separeert dan nodig is.”
Noorthoorn vertelt over een concreet voorbeeld van een groep patiënten met een verstandelijke beperking die soms langer opgesloten zaten. "Uit goed geregistreerde cijfers weten we dat die groep patiënten meer risico loopt om langer opgesloten te raken. Dan kun je ervoor kiezen die groep patiënten bijvoorbeeld met meer hulpverleners te benaderen. Dat leidde ertoe dat deze groep patiënten minder uren opgesloten zat.”
Onenigheid over definities
Een andere manier waarop de landelijke cijfers onduidelijk zijn, heeft te maken met verschillende definities die door GGZ-instellingen gehanteerd worden. Zo is er onduidelijkheid over wanneer er sprake is van insluiting. “Er is jurisprudentie (eerdere rechtelijke uitspraken, red.) over. Als een patiënt bijvoorbeeld zijn kamer niet mag verlaten maar de deur wordt niet op slot gedraaid, dan telt dit wel als insluiting. Kennelijk is dat nog niet overal doorgedrongen, want een aantal instellingen registreert dit niet als insluiting en een aantal wel.”
Ook is er onduidelijkheid over het toedienen van dwangmedicatie. “Het gebruik van ingrijpmedicatie wordt niet overal vastgelegd. Er zijn instellingen die zeggen: dit is een te hoge registratiedruk als je dat iedere keer moet bijhouden. Maar dit wordt door de patiënt wel even heftig ervaren als gesepareerd worden. Tegen je wil in gespoten of gesepareerd worden, zou dus allebei in de data terug moeten komen. Maar zoals het nu is georganiseerd, komt het bij een aantal instellingen wel terug in de cijfers en bij andere niet.”
Betere inzicht voor betere zorg
Noorthoorn heeft een realtime dashboard ontwikkeld dat iedere dag wordt bijgehouden. “Je kunt echt op het scherm elke dag zien wat er op de afdelingen gebeurt. En er zijn meer instellingen die dat hebben. Wij zijn daar niet uniek in.” Het dashboard geeft inzicht in waar welke dwangmiddelen worden ingezet en zo kunnen die dagelijks getoetst worden.
“Je ziet bijvoorbeeld de gebruikte crisismaatregelen, het aantal zorgmachtigingen, en op welke afdelingen wat gebeurt. En het wordt elke dag bijgewerkt door een coördinerende aandachtsfunctionaris. Die kijkt in dat systeem iedere nacht weer of er gekke dingen instaan. Als er plotseling een getalletje omhoog schiet, ziet deze persoon dat in het systeem en belt even na of het allemaal wel klopt. En op die manier kan de aandachtsfunctionaris toch even bijsturen."
Landelijk overzicht
Als alle instellingen hun registratie wel op orde hebben, kan er ook landelijk een beter overzicht ontstaan over het inzetten van dwangmaatregelen. Eric Noorthoorn maakt zich zorgen over het huidige gebrek aan overzicht en ziet dat GGZ-instellingen en de Inspectie elkaar nu klem zetten. “Er ontstaat nu een onduidelijk landelijk beeld, waardoor de Inspectie hier geen regie op kan voeren. En voor de instelling ligt het gevoelig, omdat de Inspectie ook de handhaver is. Voor hen is er dus misschien niet altijd een belang om een stijging in het aantal separaties goed te registreren. In zekere zin houden de inspectie en instellingen elkaar in patstelling.”
Noorthoorn pleit voor een onafhankelijk landelijk registratieplatform, dat kan dienen als een lerend netwerk. “Ik denk dat er een bureau moet komen die de cijfers landelijk gaat verzamelen en die onafhankelijk van de Inspectie is. Instellingen hebben er wat aan hebben als gegevens worden verzameld op eenzelfde standaard wijze. Maar dan moet er politieke wil zijn waarbij alle instellingen dezelfde kant op kijken.”