De politie gaat meer lessen trekken uit incidenten waarbij agenten geweld tijdens hun werk moeten toepassen. Dat is in ieder geval de belofte van Frank Paauw, korpschef Rotterdam en portefeuillehouder politiegeweld. Maar actieve terugkoppeling naar slachtoffers is nog geen onderdeel van de zogeheten stelselherziening, die begin volgend jaar wordt ingevoerd.

Onze presentator Teun van de Keuken spreekt korpschef Frank Paauw voor ons onderzoek naar politiegeweld. Vanaf volgend jaar wordt onder meer de manier waarop politiegeweld wordt gemeld, geregistreerd en getoetst veranderd.

Wat is het belangrijkste punt van deze stelselherziening?

‘Dat zijn er twee. Wij willen leren zodra een agent geweld gebruikt: is het goed gegaan? En zouden we het een volgende keer op een andere manier doen? Het tweede punt is de positie van de individuele politieman of -vrouw. In het huidige stelsel is het zo dat als een agent schiet, dat er dan een gelijkstelling is met een crimineel die met een vuurwapen op pad gaat en iemand neerschiet. Een agent gaat niet de straat op om iemand neer te schieten, maar om de maatschappij te beschermen. Om u als individu te beschermen en daar in het uiterste geval geweld bij te gebruiken. Dat is een essentieel verschil.’

‘De samenleving krijgt een politie die meer lering trekt uit politiegeweld. Dat wordt ook verwerkt in het trainingsprogramma van agenten. En daarvan mogen wij veronderstellen dat dit inderdaad tot een betere politieorganisatie en betere toepassing van geweld leidt.’

Want die stelselherziening is allemaal naar aanleiding van een kritisch rapport van de Ombudsman uit 2013. Heeft u zich die kritiek aangetrokken?

‘Ja, de politie heeft zich dat zeker aangetrokken. Wij zijn ondertussen vijf jaar verder. Bij iedere eenheid zie je tegenwoordig een goed functionerende klachtencommissie. Daarnaast zie je dat de registratie op een meer eenduidige manier gaat plaatsvinden.’

‘Ik denk dat wij weldegelijk ook de leercurve binnen onze organisatie strak hebben neergezet. Dat zie je ook terug in de oefeningen bij geweldsaanwendingen. Er is nog wel het nodige te doen, laten we dat ook zeggen. Maar ik denk wel dat wij de aanbevelingen van de Nationale Ombudsman heel serieus hebben genomen.’

De kennis over wat proportioneel en subsidiair is: zit dat er genoeg in bij politiemensen?

‘Dat is een gewetensvraag. Ik denk dat wij - en als ik gewoon naar mijn eigen mensen kijk als ik met ze meetrain - een hele professionele organisatie zijn. Die nog wel beter kan worden. En ik denk dat de stelselherziening daar aan kan bijdragen.’

Ik begrijp dat als een agent in opleiding is, dat er genoeg getraind wordt. Maar op het moment dat ze echt agent zijn, dan zou dat wel wat meer kunnen.

‘Dat kan altijd. Maar ik ben ervan overtuigd dat de praktijk ook een situatie is waar veel geleerd wordt. Een chirurg wordt ook opgeleid, maar die leert het meest van wat hij uiteindelijk op de operatietafel doet.’

‘U mag ervan uitgaan dat wij de mogelijkheden en bereidheid hebben om de organisatie naar een hoger niveau te tillen. En dat er weldegelijk een verbetering in zit.’

U gaat ook anders toetsen of de inzet van geweld proportioneel is geweest.

‘Geweld ziet er altijd lelijk uit. Het is ingrijpend voor degene die het moet toepassen, maar nog veel meer voor degene die het moet ondergaan. Daar maken we een drietrapsraket van: is het goed gegaan? Is het proportioneel en subsidiair? En zouden we het de volgende keer weer op die manier doen?’

Wat merkt de burger hier straks van?

‘De burger mag ervan uitgaan dat de politie qua lerend vermogen verbetert.’

Daar mogen we vanuit gaan, maar hoe merkt hij het?

‘Je mag ervan uitgaan dat de politie zich altijd wil verbeteren. Dat is een wat algemene term. Maar uw vraag: wat ziet de burger daarvan? Die ziet dat na een klacht of aangifte in een individuele zaak.’

We begonnen dit verhaal met het rapport van de Ombudsman. Die zegt in dat rapport dat de openheid van de politie niet erg groot is. En als ik dit dan hoor, dan denk ik: het blijft toch allemaal erg intern.

‘Niet als het gaat om individuele zaken. Kijk, er zijn nog twee mogelijkheden waarbij die burger hier iets van gaat merken. Ten eerste wordt er jaarlijks een klachtenverslag gemaakt waarin ook de leerpunten worden aangegeven. En het tweede is misschien wat utopisch. Je mag ervan uitgaan dat als die organisatie meer in die leerstand gaat staan, dat je dat terug gaat zien in de dagelijkse praktijk, en dat ook de kwaliteit van het politiewerk omhoog gaat.’

Dat klinkt wel een beetje als: ‘Burger vertrouw ons maar, we weten heus wel wat we doen’.

'Nou ja, zo bevoogdend bedoel ik het niet. Ik ben ervan overtuigd dat wij in de zaken waar het niet goed is gegaan in alle redelijkheid bereid zijn om dat ook toe te geven. Maar het is niet zo dat wij in alle 13.000 situaties terugkoppelen wat wij van dat geweld vinden. Zonder dat een burger een klacht of aangifte doet, moeten we dat ook niet willen.’

Uitgelicht

Verwondingen na het incident in het Vroesenpark / Tipgever

Rotterdamse tipgever werd onterecht door agenten geslagen, maar kreeg geen excuses

Wij leggen Frank Paauw ook de casus van het Vroesenpark voor. In 2014 gebruiken agenten geweld om een aantal mensen uit het Rotterdamse park te verwijderen. Deze betrokkenen worden door zowel de klachtencommissie als de Ombudsman in het gelijk gesteld.

Wij hebben voor ons onderzoek gevraagd of de politie iets met deze oordelen heeft gedaan. Na ruim een maand wachten ontvangen wij een antwoord dat niet op onze vraag ingaat.

Hoe staan jullie daar nu in?

‘Het Vroesenpark, dat is vier jaar geleden. Ik denk dat het nu wat ver gaat om op een incidentele klacht in te gaan. Maar wat dit nu bewijst, is dat het systeem werkt: dat een klager weldegelijk zijn recht kan halen, ook buiten de politie.’

‘De situatie in het Vroesenpark is afgehandeld als klacht. De klachtencommissie heeft daar advies op gegeven waar ik als politiechef destijds contrair op ben gegaan. Ik denk dat dat ook de essentie is van een advies.’

‘Ik denk overigens dat wij dat advies in 99% van de gevallen overnemen. Ik wijk er nu een keer vanaf. En dan blijft voor de klager gelukkig de mogelijkheid van De Nationale Ombudsman. Daar komt naar voren dat de Ombudsman vindt dat ik daar niet van had kunnen afwijken. Ik kan daar alleen maar professioneel mee omgaan en constateren dat de klager dan alsnog zijn gelijk kan krijgen.’

Dat zegt u dus eigenlijk? Dat blijkt namelijk niet uit het antwoord dat we van de politie kregen. En ik denk dat het daar juist zit. Wat die klager wil horen, is dat de politie ook zegt: ‘U had eigenlijk gelijk’. Ik merk het dat de politie dat moeilijk vindt.

‘Nee, ik vind dat helemaal niet moeilijk. Kijk, politiewerk gaat niet altijd goed. Dan moet je als politieorganisatie niet te groot zijn om te zeggen dat iets niet goed is gegaan.’

‘Maar in deze specifieke situatie was het mijn oprechte overtuiging. Ik lees die klachten en het advies van de klachtencommissie heel goed. Daar moet je ook serieus naar kijken. En daar kun je ook een eigen opvatting over hebben.’

Maar zo’n klacht gaat dus door al die stadia heen. De Ombudsman geeft een klager gelijk. En het antwoord van de politie is dan: ‘We weten hoe we zorgvuldig met geweld moeten omgaan’.

‘Dat is een antwoord op uw vraag. En het antwoord van de Ombudsman is ook gegeven.’

Van de Nationale Ombudsman, maar niet van de politie.

‘Ik heb daar een keer een oordeel over gegeven. En dat oordeel is door de Ombudsman hersteld. Daar heb ik niet in gewonnen of verloren. Zo denken wij ook niet.’

We hebben veel klagers gesproken. Die zeggen ook niet dat het om winnen of verliezen gaat. Maar zij willen wel iets horen van de politie. Misschien: ‘Excuses, we hadden het anders kunnen doen’.

‘Dat is dan een ander element wat er bij zit. Wij gaan er vanuit dat als mensen dat oordeel van de Ombudsman krijgen, dat dat gedeelte ook is afgesloten. De kern van mijn verhaal is dat ik als politiechef een opvatting mag hebben.’

‘Het enige wat u nu zegt is: daar had nog wel een extra fase in gemogen door dat terug te koppelen. Dat staat strikt genomen niet in de procedure. Ik zal er zeker over nadenken.’

Hoe staan we hier over 5 jaar?

‘Ik heb geen glazen bol. Ik weet wel dat de cultuur binnen de politie wel degelijk aan het veranderen is: meer transparantie, en dat er dingen soms fout gaan. En dat je dan ook groot genoeg moet zijn om dat toe te geven. Dat we de bereidheid moeten hebben om te leren.’

‘Er is nog een heleboel te doen is, maar ik denk wel dat we op de goede weg zijn.’

Makers