In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen zijn weinig thema’s zo veelbesproken als asielmigratie. Naast alle meningen en sentimenten zijn er ontzettend veel feiten en cijfers. Hoe kun je die het beste interpreteren? We zetten een aantal voorbeelden op een rij.
'Nederland wordt één groot asielzoekerscentrum'
PVV-leider Geert Wilders las ze in de Tweede Kamer vorige week allemaal voor: De 232 steden en dorpen waar in Nederland asielzoekers worden opgevangen. In veel gemeenten gebeurt dat op meerdere plekken en dus heeft Nederland volgens hem inmiddels 496 ‘asiellocaties’. Wilders: “Nederland is één groot asielzoekerscentrum aan het worden." 496 locaties om asielzoekers op te vangen, dat zijn veel plekken. Hoe moet je die cijfers lezen?
Om te beginnen: Wilders’ getal van 496 ‘asiellocaties’ klopt niet. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) exploiteert er ‘maar’ 314, zegt een woordvoerder. Dat aantal varieert per week, omdat tijdelijke locaties openen of juist weer sluiten. Het COA vermoedt dat de PVV-leider op 496 is uitgekomen door opvanglocaties voor Oekraïners mee te rekenen. Oekraïners worden alleen niet door het COA opgevangen maar door gemeenten. Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, is afgesproken dat vluchtelingen uit het land bescherming krijgen van EU-lidstaten en geen verplichte asielaanvraag hoeven te doen.
Asielzoekers moeten dat wél. En zij zijn met steeds meer. Van de 314.000 mensen die in 2024 naar Nederland immigreerden, deed 14 procent een asielaanvraag. Dat waren nieuwkomers, of mensen die een familielid nareisden dat al in Nederland verblijft. Terwijl de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) hun aanvraag behandelt, wonen deze mensen in een asielzoekerscentrum. Dit proces duurt al sinds jaar en dag langer dan de bedoeling is en zelfs is toegestaan. Gemiddeld bijna twee jaar, in plaats van de zes maanden die de IND over aanvraag mág doen. In juli van dit jaar wachtten ruim 51.000 mensen op een besluit over hun asielverzoek.
Wordt Nederland daardoor inderdaad één groot asielzoekerscentrum? Nu al zijn er dus 314 asielzoekerscentra. Maar die kun je eigenlijk niet met elkaar vergelijken. Op 1 januari van dit jaar telde Nederland er 310: 99 permanente locaties, waar het COA een langdurig contract afsluit met een gemeente en een pand langdurig huurt of zelfs speciaal laat bouwen. De overige 211 centra zijn noodopvanglocaties, bijvoorbeeld in allerijl ingerichte sporthallen, hotels en schepen. Dit type locatie is doorgaans niet langer dan een half jaar open en is in de regel veel duurder. Vorig jaar kostte de opvang van een asielzoeker in een noodopvanglocatie gemiddeld bijna 70.000 euro per persoon. In een permanent asielzoekerscentrum kan dat voor 30.000 euro: minder dan de helft dus. Maar omdat het aantal permanente opvanglocaties achterblijft terwijl er wel mensen Nederland binnen blijven komen zit er voor gemeenten vaak niets anders op dan noodopvanglocaties te openen.
Eén van de redenen dat het kabinet Rutte 4 vorig jaar de zogeheten Spreidingswet aannam, was om de afhankelijkheid van vaak dure noodopvang te beperken. Wanneer elke gemeente naar draagkracht zou bijdragen, zou een gelijke verdeling ontstaan. Het tegenovergestelde is tot nu toe gebeurd. Op 1 januari 2023 waren er 111 noodopvanglocaties, nu is dat aantal dus bijna verdubbeld. Van de 66.450 mensen die in 2024 in een asielzoekerscentrum woonden, woonde volgens het WODC 40 procent in zo’n noodopvanglocatie. Bij minderjarigen ligt het percentage volgens het COA zelfs op 47%.
De keten stagneert dus. De instroom van nieuwkomers is relatief hoog, terwijl het aantal plekken om ze permanent te huisvesten dat niet is. Wilders heeft tot op zekere hoogte dus gelijk wanneer hij roept dat in Nederland op érg veel plekken asielzoekers worden opgevangen. Daarbij vermeldt hij alleen niet dat het beeld voor een groot deel bepaald wordt door noodopvanglocaties. ‘
'Asielzoekers pakken onze woningen af'
Het systeem van huisvesting voor asielzoekers loopt aan twee kanten vast. Eenmaal door de asielprocedure heen, is het aan gemeenten om statushouders aan een sociale huurwoning te helpen. Dat lukt nog te weinig. Volgens het COA is een kwart van de mensen die nu nog in een azc woont, statushouder. Zij zouden daar dus niet meer hoeven zijn, maar kunnen er ook niet uit.
Voor veel mensen schuurt het dat asielzoekers met een verblijfsvergunning in sommige gevallen voorrang krijgen op een sociale huurwoning. Demissionair minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting, BBB) is één van die mensen: “Wanneer je als Nederlandse starter rond de 30 jaar zo’n beetje aan de beurt bent, word je links en rechts ingehaald door een 20-jarige uit Syrië.” Keijzer wil de Huisvestingswet daarom wijzigen. Volgens haar kunnen statushouders ook zelf op zoek naar woonruimte en biedt haar plan om ze hun urgentie af te nemen "gelijke kansen voor alle woningzoekenden".
Hoe zit het met de verdeling van die sociale huurwoningen? Daarvan kwamen er in 2022 – het laatst gemeten jaar – 162.500 vrij via woningcorporaties. Van die woningen ging bijna 7 procent naar huishoudens met statushouders: ruim 11.000 woningen dus. Iets meer dan de jaren ervoor, toen het percentage steeds tussen de 4 en 6 procent van alle sociale huurwoningen lag.
Omdat de gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning acht jaar is, hebben gemeenten de mogelijkheid om te differentiëren en kwetsbare groepen extra snel aan een huis te helpen. Die regel geldt voor bijvoorbeeld mantelzorgers, huishoudens die uit een beschermd wonen-traject komen of huishoudens die anders dakloos dreigen te raken. Gemeenten kunnen de regel ook toepassen voor statushouders. Dat gebeurt lang niet altijd. Volgens een inventarisatie van Keijzers eigen ministerie geeft ongeveer de helft van alle gemeenten in sommige gevallen voorrang aan statushouders bij de toewijzing van een sociale huurwoning.
Meer over dit onderwerp zie je in de nieuwe video op het Youtube-kanaal van Pointer.
Demissionair minister Keijzer hoopt dus gelijke kansen voor iedereen te creëren. De Raad van State onderzocht in opdracht van het kabinet of dat ook de uitwerking van de plannen zal zijn. Een belangrijk onderscheid dat de overheidsadviseur maakt en het kabinet niet, is dat statushouders per definitie een “ongunstige uitgangspositie” hebben. Daarom maken ze in sommige gevallen juist aanspraak op voorrang. Die voorrang wel van hen afpakken maar bijvoorbeeld niet van iemand die net uit jeugdzorg uitstroomt, is volgens de Raad van State in strijd met het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet. Geen gelijke kansen voor iedereen dus, maar juist het tegenovergestelde. Het College voor de Rechten van de Mens had in maart al een vergelijkbare waarschuwing: het plan van Keijzer is in strijd met mensenrechten. Amsterdam, Haarlem en Arnhem lieten eerder aan Pointer weten het plan hoe dan ook niet uit te zullen voeren.
'Asielzoekers zijn oververtegenwoordigd in criminaliteitscijfers'
Sinds 2022 wordt op jaarbasis bijgehouden hoeveel bewoners van COA-locaties worden verdacht van misdrijven. Dat percentage is sindsdien redelijk stabiel. Van alle 106.065 mensen die vorig jaar ten minste tijdelijk in een asielzoekerscentrum woonden, wordt volgens het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) 3 procent verdacht van een misdrijf. Ter vergelijking: van de gehele Nederlandse bevolking wordt 0,8 procent verdacht van een misdrijf. Vergelijk je alle asielzoekers in Nederland met de rest van bevolking, dan plegen asielzoekers dus inderdaad meer misdrijven.
Maar zo’n vergelijking geeft wel een vertekend beeld. Bijvoorbeeld omdat een ruime meerderheid van de mensen die in azc’s wonen, jonge mannen zijn. Vorig jaar meer dan 75.000 van de ruim 106.000. Zij zijn vaak alleenstaand, hebben geen werk en dus sociaaleconomisch gezien een lagere status. Tien jaar geleden concludeerde het WODC dat de kans dat een asielzoeker in die leeftijdscategorie verdacht wordt van een misdrijf, 8 procent was. Voor een leeftijdsgenoot zónder migratieachtergrond – een ‘gewone’ Nederlander dus – was die kans op dat moment 12 procent. Uit hetzelfde onderzoek: de kans om in een buurt mét een azc slachtoffer te worden van een misdrijf, was destijds 1,4 procent. In een buurt zónder asielzoekerscentrum lag dat percentage toen op 1,37 procent. Dit onderzoek is sindsdien verigens niet meer herhaald.
Terug naar 2024. Van wat voor soort misdrijven worden asielzoekers verdacht? Het ging in ruim twee derde van de gevallen om ‘vermogensmisdrijven’: diefstal. 13 procent is vandalisme en 14 procent bestaat uit seksuele- en geweldsmisdrijven. In die laatste categorie houdt de moord op Lisa uit Abcoude vorige maand de gemoederen in heel Nederland bezig. Een man die waarschijnlijk in een asielzoekerscentrum woont, trok het meisje in de nacht van 19 op 20 augustus van haar fiets en bracht haar om het leven.
Zorgt asielmigratie voor meer zedenmisdrijven? Op basis van openbare cijfers kun je daar geen harde uitspraken over doen. PVV-leider Geert Wilders liet zich daar tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen niet door weerhouden. Hij wees naar cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uit 2022: toen had de helft van alle plegers van een seksueel misdrijf een migratieachtergrond. Die heb je in Nederland zodra minimaal één van je ouders in het buitenland is geboren. Wilders: “U hoort het goed: de helft van alle 3.000 verdachten van seksuele misdrijven was allochtoon.”
Wat hij daar niet bij vertelde, is dat die 50 procent bestaat uit mensen met zowel een westerse- als een niet-westerse migratieachtergrond. Bovendien zeggen de CBS-cijfers die Wilders aanhaalde niets over of een verdachte wel of niet in een asielzoekerscentrum woonde.
Meer over dit onderwerp zie je in de nieuwe video op het Youtube-kanaal van Pointer.