Vier op de vijf Nederlandse gemeenten weten niet of tijdens de Tweede Wereldoorlog Joods vastgoed is onteigend en doorverkocht, terwijl dit wel in hun gemeente heeft plaatsgevonden. In 225 gemeenten zijn Joodse woningen, bedrijven en grond onteigend, waarbij in enkele gevallen dit vastgoed zelfs door gemeenten is aangekocht. De winst van deze handel is onder meer besteed aan het financieren van anti-Joodse maatregelen, zoals de kosten van kamp Westerbork en deportaties naar andere kampen. Dat blijkt uit onderzoek van Pointer naar de onteigening en doorverkoop van Joods vastgoed binnen Nederlandse gemeenten.
Na terugkomst uit de werk- en concentratiekampen werden in sommige gemeenten achterstallige belastingen, zoals erfpachtcanon en straatbelasting gevraagd aan de voormalige eigenaars. In het recente verleden hebben Amsterdam en Den Haag compensatieregelingen aangeboden voor geïnde belasting in de periode dat een Joodse eigenaar geen toegang had tot zijn bezit.
Het is niet duidelijk of terugkeerders in elke gemeente te maken kregen met deze naheffingen. Rotterdam en Utrecht onderzoeken momenteel of - en zo ja, in welke vorm - zij een compensatieregeling gaan aanbieden.
De documenten waarin onteigeningen van Joods vastgoed staan vermeld, zijn de zogeheten Verkaufsbücher. Deze reeks documenten wordt door het Nationaal Archief in Den Haag beheerd, en beschrijft 7.108 transacties van onteigend Joods vastgoed. Deze transacties hebben een waarde van 99.331.400 gulden, wat omgerekend naar hedendaagse valuta neerkomt op 581 miljoen euro.
De winst van deze handel in onteigende woningen (44.574.035 gulden, of ruim €260 miljoen euro) stroomde naar de Vermögungsverwaltungs- und Renteanstalt (VVRA) en roofbank Lippmann, Rosenthal en Co. Sarphatistraat, ook wel bekend als Liro. Daar kwam de winst terecht op een collectieve rekening (een zogeheten Sammelkonto) waar onder meer de kampen Westerbork en Vught en deportaties naar andere kampen van zijn betaald.
Bij Follow The Money kun je een uitgebreide reconstructie lezen over één specifieke transactie: De Ruijterkade 127 in Amsterdam.
Vergeten zwarte bladzijde
Pointer heeft de Verkaufsbücher ingezien en de gemeenten die erin voorkomen een vragenlijst gestuurd. Daarin hebben we gevraagd of de gemeenten op de hoogte zijn van onteigening van Joods vastgoed in de Tweede Wereldoorlog, of zij in het verleden compensatieregelingen hebben aangeboden, en of zij daar eventueel voor open staan om dat aan te bieden.
Voor ruim 80 procent van de ondervraagde gemeenten is de onteigening van Joods vastgoed een zwarte bladzijde in de lokale geschiedenis die zij voor het eerst zien. Voordat zij deze vragenlijst hebben ontvangen, waren zij niet op de hoogte van deze gebeurtenissen. Ruim 60 procent van de gemeenten staat ervoor open om onteigeningen en eventuele compensatieregelingen te onderzoeken, maar geven daarbij ook aan dat archiefonderzoek naar dit onderwerp enorm lastig is.
Pointer heeft alle plaatsnamen in de Verkaufsbücher omgezet naar gemeenten in 2020. We hebben een vragenlijst naar de 222 gemeenten verstuurd waar transacties hebben plaatsgevonden. Ook Amsterdam, Rotterdam en Den Haag staan in de Verkaufsbücher, maar daar weten we al van dat ze een compensatieregeling hebben aangeboden of de mogelijkheid daarvan onderzoeken. In totaal hebben 106 gemeenten antwoord gegeven op onze vragenlijst. Vanwege de coronacrisis zijn archieven gesloten, ook voor medewerkers van de gemeente. Daarom hebben 13 gemeenten expliciet gezegd dat ze op dit moment nog geen onderzoek kunnen doen, en daarom ook nog geen uitsluitsel kunnen geven.
Tijdens ons onderzoek werd bekend dat Utrecht in navolging van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag de mogelijkheden voor een compensatieregeling gaat onderzoeken. "Het is mogelijk dat de gemeente de nog openstaande straatbelasting na de oorlog heeft opgelegd aan terugkerende eigenaren, hun erfgenamen of nabestaanden", aldus een brief die in februari naar de Utrechtse gemeenteraad is verstuurd. In Rotterdam loopt eenzelfde onderzoek inmiddels ruim twee jaar. Later dit jaar worden daar de resultaten van verwacht.
Amsterdam is de eerste gemeente die compensatieregelingen voor achterstallige belastingen heeft aangeboden. In 2015 keert de hoofdstad tien miljoen euro uit. Dat betreft geen individuele claims, maar een bedrag dat naar de Amsterdamse Joodse gemeenschap wordt overgemaakt. Het levert de toenmalige burgemeester Eberhard van der Laan forse kritiek op. Hij stelt dat het onmogelijk was om uit te zoeken wie wel of geen belasting had betaald.
De tweede en voorlopig nog laatste gemeente met een compensatieregeling is Den Haag. Daar kunnen mensen - in tegenstelling tot Amsterdam - wél een individuele claim indienen. Zo'n 32 personen doen een beroep op de regeling, van maar negen kan worden aangetoond dat zij daadwerkelijk onteigend uit hun woning zijn geweest, en bij terugkeer zijn belast. In totaal is 2,6 miljoen euro uitgekeerd, waarvan 55 duizend euro aan individuele claims. Het overige bedrag is collectief Joods moreel rechtsherstel.
Meer onderzoek is nodig
Voor de overige 221 gemeenten in de Verkaufsbücher is zo’n compensatieregeling nog ver weg. Velen geven aan er wel voor open te staan om zo'n regeling aan te bieden, mocht uit eigen onderzoek blijken dat belastingen zijn geïnd bij terugkeerders uit de kampen.
Bodegraven-Reeuwijk: "Mocht op enig moment blijken dat er een harde grond voor compensatie zou zijn dan staat onze gemeente daar zeker voor [open]."
Baarn: "De informatie die u ons heeft verstrekt, was ons nog niet bekend. Graag willen we laten uitzoeken wat er precies bij de woningen in onze gemeente heeft plaatsgevonden, wat de rol van de gemeentelijke organisatie hierin was en hoe hier door de gemeente na de oorlogsperiode [mee] is omgegaan. Dat hebben we op dit moment niet in kaart."
Berg en Dal: "We hebben nog geen aanvraag gekregen van eigenaren of nabestaanden voor een compensatieregeling. Als we een aanvraag binnen krijgen gaan we natuurlijk kijken of we tot een regeling kunnen komen die recht doet aan alle betrokkenen."
Hoeksche Waard: "Als nabestaanden met ons hierover contact zoeken, dan is dat voor ons het vertrekpunt voor een verdiepend onderzoek."
Veenendaal: "Deze informatie is nieuw voor ons. Daar moet goed naar gekeken worden. We weten nog niet of we een compensatieregeling gaan instellen. Op dit moment zijn er nog veel onduidelijkheden. Zo is er in ons eigen gemeentearchief geen informatie te vinden over de onteigeningen. Er moet eerst nader onderzoek plaatsvinden. Dat vereist zorgvuldigheid. Tot nu toe had de gemeente geen aanleiding om deze informatie te achterhalen of nader te onderzoeken."
Daarnaast wijzen gemeenten vaak op het gebrek aan algemene richtlijnen voor dergelijk onderzoek, bijvoorbeeld vanuit de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. En er wordt gewezen naar de gemeentelijke archieven, omdat daar al het onderzoeksmateriaal ligt. Zulk archiefonderzoek is echter lastig, weet onderzoeker Hinke Piersma van het NIOD, Instituut voor oorlogs, holocaust- en genocidestudies.
Die meters archief liggen er wel, maar die zijn lang niet allemaal ontsloten.
'Geen uitzonderingen mogelijk'
"Gemeenten zijn niet altijd goed op de hoogte wat er allemaal in het archief aanwezig is", stelt Piersma. Vlak na de bevrijding lag de prioriteit van gemeenten ook niet op goede archiefvorming, maar de wederopbouw van het land. Het gemeentelijk archief van Renkum werd bijvoorbeeld tijdens de Slag om Arnhem in 1944 in de as gelegd.
Volgens Piersma is het voor gemeenten nu lastig om exact te weten waar documenten kunnen liggen met bewijs voor eventueel onterecht geïnde belastingen. De ene keer ligt het bij het gemeentelijke grondbedrijf, dan weer bij publieke zaken. "Dus ja, die meters archief liggen er wel, maar die zijn lang niet allemaal ontsloten."
Piersma heeft in 2015 het onderzoek Openstaande Rekeningen gepubliceerd, waarin de rol van de gemeente Amsterdam in de roof en het rechtsherstel van Joodse burgers is onderzocht. Een van haar conclusies luidt dat ambtenaren in die tijd vaak voor de goedkoopste oplossing kozen. De staatskas was leeg en uitzonderingen voor mensen die terugkeerden uit de kampen werden zelden gemaakt.
"Dat schept dan precedent. Ook al had je een keer te doen met iemand die terugkwam, daar kon je gewoon geen uitzondering voor maken, want dat was eng om te doen", zegt Piersma. "Niemand zei toen: 'Die mensen kunnen hun erfpacht niet betalen', of 'Hun halve familie is in het kamp vermoord, dus die gaan we niet lastigvallen met een naheffing'. Daar hoef je niet moreel hoogstaand voor te zijn. Dat kun je gewoon bedenken. Nou ja, dat is toen dus niet bedacht."
Het NIOD heeft onlangs twee onderzoeken aangekondigd. Het eerste gaat over het samenspel tussen de gemeenten en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) tijdens WOII. Halverwege de oorlog werd de VNG geleid door een NSB'er. Piersma: "Het is van belang om te weten hoe die dynamiek tussen de gemeenten en zo’n overkoepelend orgaan is geweest."
Het tweede onderzoek betreft een biografie van David Simons, een Joodse Nederlander die in 1941 bij de VNG is ontslagen vanwege zijn afkomst. Na de oorlog keerde hij terug als adviseur bij de VNG. Daarnaast heeft Simons in het kader van het rechtsherstel een zaak aangespannen tegen de gemeente Den Haag. Zijn woning werd tijdens de bezetting onteigend, en achteraf kreeg hij daar ook naheffingen voor opgelegd. David Simons verloor dit beroep, en moest erfpachtcanon betalen voor de periode waarin hij en zijn familie in de kampen zaten.
‘Dit moet overal gebeuren’
David Simons is in 1998 overleden, maar zijn schoondochter Marita Simons-Deen heeft vorig jaar alsnog het eerherstel en financiële compensatie in zijn naam mogen ontvangen. Simons-Deen hoefde zich er niet eens voor bij de gemeente te melden. De zaak die haar schoonvader destijds had aangespannen is in de Haagse archieven gevonden, waarop de gemeente besloot om de nabestaanden te contacten. Een paar briefwisselingen later en alles is geregeld: inclusief proceskosten en inflatie zo'n 15 duizend euro.
"Dat was het ja, een fluitje van een cent", zo omschrijft Simons-Deen de afhandeling. "Ze zeiden: 'U bent zo makkelijk', want ze hadden de documenten van de rechtszaken nog. Ik vind dat het zakelijk en netjes is afgehandeld."
Simons-Deen vindt dat elke gemeente in haar archieven moet duiken om te onderzoeken of dit heeft plaatsgevonden. "Ik denk, nu men eenmaal begonnen is met compensatieregelingen, dit overal moet gebeuren. En dan gaat het eigenlijk niet eens alleen over de mensen die financieel benadeeld zijn. Hoe meer er naar buiten komt, hoe meer je hoopt dat het niet weer gebeurt."
NIOD-onderzoeker Hinke Piersma geeft ook aan dat onderzoek naar het verleden waardevol is. "Waar je in dit soort onderzoeken op stuit, is dat je een heleboel dingen niet weet. Dat klinkt als een obligaat iets, maar dat is het volgens mij niet."
"We leven in een samenleving waarin het er steeds om gaat dat we dingen moeten weten. De drang naar het willen weten is groot, maar historici weten: 'Hoe meer ik onderzoek en hoe ouder ik word, hoe meer dingen ik eigenlijk niet weet.' Dat is spannend, en daardoor blijf je nieuwsgierig. Hoe is iets nou precies gegaan?"
"Die ambtenaren waren ook mensen die thuis kwamen en aan de keukentafel misschien wel iets hebben verteld. Wat hun intenties waren, dat is iets waar je naar kunt reiken, en waar je bijna nooit achter komt. Maar dat betekent niet dat je moet ophouden met zoeken."
Pointer | De Vastgoedboeken van de Duitse Bezetter, woensdag 27 mei om 21.05 uur bij KRO-NCRV op NPO 2.
Met dank aan het Nationaal Archief.