Veel bewoners van Zuid-Limburg kampen nog steeds met de na-ijlende gevolgen van de mijnbouw. Aan de steenkoolwinning in Limburg kwam een kleine 50 jaar geleden een einde, maar het veroorzaakt nog steeds schade aan gebouwen. Door instortende mijnschachten en stijgend mijnwater kunnen verzakkingen ontstaan, met scheuren in muren of verzakte panden tot gevolg. Er is een calamiteitenfonds opgericht om de ernstigste gevallen aan te pakken, maar voor veel bewoners is het geld uit dit fonds niet beschikbaar.
In het verleden werd de schade aan de huizen vergoed door de mijnbouwbedrijven zoals DSM en Umicorn, maar die beroepen zich op verjaring. Een vernietigend rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en een uitspraak van de Raad van State brachten daar verandering in. De verjaring werd van tafel geveegd.
Al jaren wordt er op het ministerie gesproken van een schaderegeling, in 2021 nog schreef toenmalig minister Stef Blok van Economische Zaken en Klimaat in een brief aan de Tweede Kamer dat hij een regeling ontwerpt, maar sindsdien is het stil. De bewoners met schade kunnen nergens terecht.
Het is onduidelijk hoeveel huizen mijnschade hebben opgelopen. Aan de onderzoekstafel op de pop-up-redactie Heerlen, waar we met verschillende deskundigen hebben gesproken over mijnschade, werd geopperd dat het om tienduizend huizen kan gaan. Maar niemand weet het zeker. Daarom willen we graag weten hoe groot het probleem is.