Het einde van het ‘echte dorp’
In Nederland is het aantal gemeenten de laatste decennia stevig gedaald, van 913 in 1970 naar 633 in 1995 en 352 anno 2021. Met steeds meer en ingewikkeldere taken voor gemeenten kan die schaalvergroting voordelen opleveren. Als grotere gemeente heb je wellicht wel meer in de melk te brokkelen en kan je een ‘professionelere’ organisatie neerzetten. Maar wat is de keerzijde? Criticasters zien vooral nadelen. Want wordt het geld wel eerlijk verdeeld over de verschillende voormalige dorpen? En wat blijft er nog over van het echte dorpsgevoel?
Twee jaar geleden fuseerden ruim vijftig kleine Groningse dorpen en werd de gemeente Het Hogeland geboren. Qua oppervlakte één van de grootste gemeenten van Nederland, ruim 900 vierkante kilometer. Ter vergelijk: Amsterdam is ‘slechts’ 219 vierkante kilometer groot. Even verderop werd het ‘rijke Haren’ opgeslokt door grote stad Groningen. Tegen de zin van vele inwoners van het dorp. Wat leveren dit soort fusies de inwoners eigenlijk op? Waarom gaat er bijvoorbeeld zoveel geld naar een miljoenenproject in een dorp veertig kilometer verderop en is er voor voorzieningen in andere dorpen te weinig geld? En hebben de stijgingen van gemeentelijke belastingen iets te maken met die recente schaalvergroting?