Zeven jaar lang werkte Laura Keesman in een daklozenopvang midden op de Amsterdamse Wallen. Een mooie plek om te werken, maar ook een plek waar ze met geweld te maken kreeg. Laura vroeg zich af wat dit met werknemers doet en hoe daar binnen hun organisaties mee omgegaan wordt. Inmiddels promoveert ze op onderzoek naar geweldsituaties bij de politie aan de Universiteit van Amsterdam. Volgens haar moeten we om hulpverleners te beschermen, beginnen met geweldsincidenten beter te registreren.
Geweld tegen hulpverleners is niets nieuws. Al jarenlang probeert de overheid wat te doen aan de agressie waar mensen met een publieke functie mee te maken krijgen. Er zijn grote publiekscampagnes geweest, bewindspersonen die hun ongenoegen uiten, maar het lijkt niet te helpen. Nog steeds ervaren veel hulpverleners regelmatig geweld tijdens hun werk.
Zo ook Laura Keesman, die jarenlang zelf in de daklozenopvang werkte. Tijdens haar werk maakte ze intimidatie en bedreigingen mee, pakte iemand haar een keer hardhandig vast en moesten collega's iemand tegenhouden die haar fysiek wilde aanvallen. Inmiddels richt ze zich op het onderwerp als onderzoeker aan de universiteit. Ze onderzocht eerder hoe sociaal werkers geweld ervaren en inmiddels doet ze onderzoek naar politieagenten die in hun werk te maken krijgen met geweld. Hoewel in de media vaak geroepen wordt dat hulpverleners het geweld zien toenemen, zijn er relatief weinig cijfers te vinden over hoeveel geweldsdelicten er daadwerkelijk plaatsvinden in de publieke sector.
Geweldsdelicten niet geregistreerd
Volgens Keesman ligt daar ook het pijnpunt. Veel hulpverleningsorganisaties hanteren nauwelijks duidelijke definities over wat zij als geweld zien. Daardoor zijn bestaande protocollen ontoereikend, vooral over hoe er moet worden omgegaan met geweld en wanneer incidenten geregistreerd moeten worden. Ook wordt er niet vaak aangifte gedaan. En omdat met veel geweldsincidenten niets gedaan wordt, missen organisaties niet alleen een beeld van een toe- of afname van het aantal geweldsincidenten, maar missen ze ook een kans om hun werknemers beter te beschermen.
“Door bij te houden wanneer er geweld plaatsvindt, krijgen organisaties een beeld van de omvang van het aantal incidenten, maar kunnen ze ook patronen gaan zien. Als je zo ziet dat hulpverleners veel geweld meemaken in de avonduren, kan je zorgen dat je rond die tijdstippen je werknemers beter beschermt. Door het niet te registeren mis je die kans.”
Verantwoordelijkheid bij medewerkers
Volgens Keesman zorgt het ontbreken van duidelijke definities en protocollen er ook voor dat de verantwoordelijkheid bij medewerkers zelf wordt gelegd: “Door niet duidelijk te maken wanneer medewerkers een geweldsincident verplicht moeten melden, laat je het bij de medewerkers zelf. En dan zal je zien dat mensen het vaak niet melden.”
“Toen ik zelf nog in de hulpverlening werkte, merkte ik dat er vaak een sfeer heerste van ‘het hoort bij het werk’. Mensen voelden zich dan bezwaard om bij hun leidinggevenden subtiele bedreigingen, intimidaties of scheldpartijen aan te geven. Dan waren ze bang dat ze als een aansteller werden gezien, en niet geschikt waren voor het werk dat ze deden.”
Emotionele en fysieke klachten
Toch gaat het hulpverleners niet in de koude kleren zitten. Keesman deed zelf onder andere onderzoek bij sociaal werkers uit de dak- en thuislozenopvang. In hun werk krijgen zij te maken met vormen van fysiek geweld, intimidatie en bedreigingen. Ze waren echter van mening dat ze geen emoties konden laten zien, omdat dat niet zou passen bij hun professionele houding. Maar toch hadden ze regelmatig last van emotionele en fysieke klachten na geweldsincidenten, zoals vermoeidheid en angstgevoelens.
“Natuurlijk, je moet ergens tegen kunnen als je in de hulpverlening werkt, maar dat je tegen een stootje kunt betekent niet dat je geweld niet hoeft te melden. En als je steeds maar weer uitgescholden wordt doet dat wel wat met je. Je werkgever moet daarvan op de hoogte zijn”, aldus Keesman.