88 procent van de psychologen en psychiaters wil dat de DSM-5 een minder grote rol krijgt in de financiering van behandelingen. Om psychische zorg vergoed te krijgen, is een classificatie nodig uit het psychiatrisch handboek, de DSM-5. “Maar juist dit boek staat nu symbool voor de molensteen die om de GGZ hangt”, zegt hoogleraar psychiatrie Jim van Os.
Hoe kijken psychologen en psychiaters aan tegen de rol van de DSM-5 als leidraad voor de financiering en behandelingen in de GGZ? Dat vroeg Pointer aan ruim 140 psychologen en psychiaters van diverse zorginstellingen. Zo’n 88 procent van de zorgprofessionals vindt dat die rol te groot is.
“Alles hangt te veel vast aan een label of stoornis”, schrijft een zorgprofessional aan Pointer. Een ander vindt: “Cliënten die nu niet voldoen aan criteria voor een DSM-5 stoornis vallen tussen wal en schip en krijgen niet de hulp die ze nodig hebben.”
Veel zorgprofessionals wijzen op de ‘stigmatiserende rol’ van de DSM-5, het ‘hokjesdenken’ en het ‘labels’ plakken’. “Een diagnose plaatst mensen in een hokje, terwijl een DSM-classificatie niets zegt over de ernst van de problematiek, of de duur van een behandeling; zaken die voor de financiering belangrijk zijn.”
‘De DSM is een molensteen geworden’
De DSM, (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), verschijnt in de jaren ’50 voor het eerst op de markt. Het is bedoeld als instrument voor wetenschappers om in dezelfde taal te kunnen overleggen over veelvoorkomende psychische klachten. Inmiddels is er een vijfde editie, die fors dikker is dan de voorgaande versies. Er staan nu ruim 300 beschreven stoornissen in, van angststoornissen tot psychoses.
“Het is heel pijnlijk om te zien dat het aantal stoornissen steeds groter is geworden, terwijl we als mens niet zijn veranderd. Daar willen we wel wat meer afstand van nemen”, zegt Margriet Wiedemeyer, directeur bedrijfsvoering van GGZ-instelling Dimence.
“Alleen al de omvang is indrukwekkend enerzijds, en zorgwekkend anderzijds,” legt Bert van der hoek, bestuursvoorzitter van het Trimbos Instituut uit. “De financiering van de GGZ is gestoeld op het feit of je voldoet aan de criteria van een aandoening uit de DSM-5. Pas dan kan de zorg geleverd worden en kan de zorgverzekeraar het vergoeden.”
Hoogleraar psychiatrie Jim van Os ziet dat de DSM-5 ‘een molensteen’ aan het worden is. “Het idee erachter is dat er welomschreven ziekten zijn die sommige mensen hebben, en de rest van de mensheid niet. Het is wetenschappelijk aangetoond dat dat niet klopt.” Van Os wijst erop dat veel psychische klachten subjectief zijn en dus niet meetbaar. Het klinkt heel overzichtelijk om psychisch lijden samen te vatten in 300 classificaties, maar menselijk gedrag ligt ingewikkelder.
Een nieuwe financiering voor de GGZ
De rol van het psychiatrisch handboek, de DSM-5, is de afgelopen tientallen jaren dus uit haar voegen gebarsten, blijkt uit de antwoorden van zorgprofessionals. Inmiddels lijkt er een tegenbeweging op gang te komen.
Sinds begin 2022 is er een nieuw financieringsmodel voor de GGZ, het zorgprestatiemodel. Daarin moet de rol van de DSM-5 kleiner worden. De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie reageert op de uitkomsten van het Pointer-onderzoek: “In het zorgprestatiemodel (ZPM) is er al een beweging om losser te komen van de DSM, maar het is nog te vroeg om te weten hoe dat uit gaat pakken.”
Ondertussen kampt de GGZ met grote personeelstekorten en wachtlijsten waar op dit moment 85.000 mensen op staan. Zondag 5 februari om 22:10 zendt Pointer op NPO2 de uitzending ‘GGZ in Nood’ uit, over nieuwe ontwikkelingen en ideeën om de GGZ uit het slop te trekken.