Nederland kent steeds meer werknemers uit het buitenland. Een flink deel van de stijging komt door de toestroom van Oost-Europeanen. Deze groep vormt bijna een derde van het totaal aantal buitenlanders dat in ons land werkt.
In totaal hebben nu 250.000 Oost-Europeanen een baan in Nederland. Dat blijkt uit de nieuwste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over het jaar 2017. Dat aantal is een stuk meer dan in 2010. Toen stond de teller op ongeveer de helft. Anders dan bijvoorbeeld werknemers uit Duitsland en België heeft deze groep Oost-Europeanen de laagst betaalde baantjes. 70 tot 80 procent van de mensen uit Polen, Roemenië, Bulgarije en Hongarije verdient minder dan 15 euro per uur.
De cijfers maken duidelijk waarom er zoveel aandacht voor juist die groep uit Oost-Europa is. Sinds 2010 is het totaal aantal buitenlanders met een baan in Nederlandgestegen naar ruim 800.000 in 2017. En ruim drie kwart van die stijging komt door de toestroom van Oost-Europeanen.
De toename van werknemers uit andere landen is dus niet enorm. Zo meldt het CBS nauwelijks een stijging van werknemers uit de werelddelen Amerika en Afrika. Uit Azië zijn er 20.000 mensen meer komen werken, maar dat is op het totaal geen groot getal.
Binnen Europa valt op dat het aantal Duitsers dat hier werkt is gedaald. Het aantal Belgen is stabiel, maar het aantal Grieken en Italianen dat hier werkt is verdubbeld. Dat gaat alleen om hele kleine aantallen die nauwelijks effect hebben. Er werken in Nederland meer arbeidsmigranten uit Polen (bijna 180.000) dan uit alle West-Europese landen bij elkaar.