‘Sinds wij een uitvraagsysteem moeten volgen, zie je dat urgenties sneller verhoogd worden, omdat mensen toch het gevoel hebben dat ze tot iets gedwongen worden. Om een hogere urgentie af te geven dan je eigenlijk zou denken op grond van je gevoel en wat je aan de andere kant van de lijn hoort.’ Zomaar een fragment uit één van de tientallen gesprekken die we afgelopen jaar voerden voor ons dossier Spoedzorg. Dat veel spoedeisende klachten via de huisartsenpost binnenkomen, blijkt nu ook uit cijfers.

Over de stijgende druk op ambulancediensten en de spoedeisende hulp maakten we 2 reportages. Maar ook elders in de zorgketen krijgen hulpverleners te maken met steeds meer spoedeisende zorgvragen, zo kregen we dit najaar al te horen van de doktersassistenten die ’s avonds en ’s nachts de lijnen bemannen op de huisartsenpost. Steeds vaker sturen zij met spoed een huisarts of wordt een ambulance gebeld om een patiënt naar de Eerste Hulp te vervoeren.

Uitgelicht

Ook huisartsenposten zien steeds meer urgente meldingen binnenkomen (Foto: archief ANP) /

Toename ambulancezorg: ‘Iedereen dekt zich in uit angst voor klachten’

Cijfers over deze toename en de mogelijke oorzaken waren er tot nu toe niet, maar inmiddels heeft het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL) een studie uitgevoerd met daarin enkele opmerkelijke cijfers. Zo blijkt het totale aantal belletjes naar de huisartsenpost in de periode 2013-2015 niet toe te zijn genomen, maar werden zorgvragen inderdaad vaker als urgent beoordeeld. Gek genoeg niet bij ouderen, zoals je misschien zou verwachten, maar bij patiënten in de leeftijd van 0 tot 44 jaar.

‘Dat vonden wij ook verrassend,’ aldus onderzoeker Tessa Jansen. ‘Op basis van wat er in de media is verschenen over hervormingen in de zorg voor ouderen, zou je verwachten dat juist die groep zich vaker met complexe zorgvragen zouden melden, maar dat is niet wat wij zagen in de cijfers tot en met 2015. Er is zelfs sprake van een lichte afname onder ouderen.’

Figuur 2

Waar komt het dan wel door? In het NIVEL-onderzoek wordt een oorzaak geopperd die wij tijdens ons eigen onderzoek reeds te horen kregen van medewerkers van huisartsenposten. Zij wezen ons op de invloed van zogenoemde ‘geautomatiseerde triageprotocollen’. Waar voorheen een doktersassistent op basis van ervaring de urgentie van een klacht bepaalde, gebeurt dat sinds enkele jaren onder meer in callcenters waar speciaal opgeleide ‘triagisten’ met behulp van een geautomatiseerde vragenlijst bepalen of een patiënt acuut gezien moet worden of niet.

‘Er wordt minder ervaring gevraag van triagisten, waardoor ze sterker gaan leunen op wat de computer zegt,’ liet doktersassistent Herma Venema ons toen weten. ‘Als iemand belt met pijn op de borst, dan kan dat levensbedreigend zijn. Het systeem zegt dan al snel U1, de hoogte urgentie en in principe reden om meteen een ambulance te sturen. Als je niet zo ervaren bent, neem je dat risico niet en laat je inderdaad een ambulance rijden. Ik ben zelf opgeleid tot doktersassistent en heb dus ervaring met patiënten in de spreekkamer. Door meer te vragen, los van wat de computer zegt, hoor je dan dat de klachten niet wijzen op een hartaanval en stuur ik bijvoorbeeld eerst de huisarts langs. Maar dat moet je wel durven.’

Hoe werkt zo’n triagesysteem? In de aflevering van 30 oktober keken we mee in het callcentrum van de huisartsendienst SMASH in Den Haag. Om te voorkomen dat ze onnodig een ambulance bellen of een huisarts op pad sturen, kunnen triagisten die twijfelen of een melding wel echt urgent is de hulp inschakelen van een telefoon-arts.

Urgenties

In het onderzoek van NIVEL wordt het verband tussen geautomatiseerde triage en de toename van spoedeisende contacten ook gelegd, al is Jansen voorzichtig om conclusies te trekken. Daarvoor is meer onderzoek nodig. ‘We hebben alleen gekeken naar de hoeveelheid en soort urgenties en hebben niet gekeken of die urgenties achteraf ook echt kloppen. Maar op basis van wat je in de sector hoort, lijkt zo’n verband er wel te zijn. We zien dat er grote verschillen zijn tussen huisartsenposten, zowel in het aantal spoedeisende contacten als in de wijze waarop de uitvraagprotocollen worden gebruikt. Bij de ene huisartsenpost is het puur een richtsnoer voor het gesprek, bij anderen is het echt een harde richtlijn. Ook de ervaring en de opleiding van de triagist spelen daar waarschijnlijk een rol bij.’

Volgens Jansen is het wenselijk om hier verder onderzoek naar te doen. Het NIVEL komt binnenkort met cijfers over 2016 en wil in de nabije toekomst nader onderzoeken welke klachten snel tot een hoge urgentie leiden. ‘Pijn op de borst is zo’n klacht, waarvan je vaak hoort dat het systeem daar een hoge urgentie aan hangt, terwijl sommige triagisten vinden dat niet iedere pijn op de borst direct een ambulance vereist.’

Mentaliteit

Waarom stijgt het aantal urgente gevallen bij jongere patiënten? ‘Wat we begrijpen van triagisten is dat mentaliteit daarbij ook een rol speelt. Patiënten die eigenlijk geen tijd maken om doordeweeks naar de huisarts te gaan. Nemen ’s avonds de klachten toe, dan komt het op het bordje van de post, zo schetsen medewerkers. Omdat het op afstand inschatten van een klacht een stuk moeilijker is dan in de spreekkamer, wordt die dan al snel spoedeisend. Vooral als mensen vaker bellen en de wijze van uitvragen ook kennen. Sommige patiënten weten volgens medewerkers wat ze moeten zeggen om toch op de post langs te mogen komen of een huisarts thuis te krijgen.’

Er wordt minder ervaring gevraag van triagisten, waardoor ze sterker gaan leunen op wat de computer zegt

Doktersassistent Herma Venema

Uit een eerdere studie kwam naar voren dat toename van spoedgevallen ook kan samenhangen met angst voor calamiteiten. Vermoedelijk komt het leunen op geautomatiseerde systemen deels, omdat deze houvast bieden in het geval van een overlijden of ernstige gezondheidsschade. ‘Je hebt dan een protocol dat je aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg kunt laten zien, waaruit blijkt dat je onderbouwd een beslissing hebt genomen. Maar ook daar is meer onderzoek nodig, voordat we daar conclusies aan kunnen verbinden.’