De gemeente Winterswijk (Gelderland) gaat de onteigening en doorverkoop van 39 Joodse woningen tijdens de Tweede Wereldoorlog onderzoeken. Dat heeft de Winterswijkse burgemeester Joris Bengevoord bekendgemaakt aan Pointer en De Monitor. De gemeente heeft zelf tijdens de oorlog vier geroofde Joodse panden gekocht, waaronder de plaatselijke synagoge. Deze transacties staan beschreven in de Verkaufsbücher: de reeks documenten waarin de roofhandel van Joods vastgoed is geregistreerd.
Winterswijk treedt met dat onderzoek in de voetsporen van Amsterdam (2016), Den Haag (2019), Rotterdam (2020), Utrecht (2020) en Eindhoven (2020). Deze gemeenten hebben eerder onderzoek gedaan naar hun eigen rol in de doorverkoop van woningen, en mogelijke belastingen die na de bevrijding zijn geëist van de Joodse terugkeerders. Eindhoven heeft dat onderzoek ingesteld na publicaties van Pointer.
Amsterdam, Den Haag en Rotterdam hebben naar aanleiding van die onderzoeken in totaal al 14,6 miljoen euro uitgekeerd aan individuen en Joodse organisaties. Utrecht en Eindhoven presenteren hun conclusies later dit jaar. Hoe lang het onderzoek in Winterswijk gaat duren, is nog niet bekend.
"Ik wil weten hoe wij na de oorlog als gemeente om zijn gegaan met het vastgoed", verklaart de Winterswijkse burgemeester Joris Bengevoord. "Iedereen heeft daar een rol in gehad. Dit is een zwarte bladzijde in de geschiedenis."
Synagoge in Winterswijk
De zaak kwam aan het licht nadat Mirjam Schwarz ons vlak na de tv-uitzending over De Vastgoedboeken mailde. Ze woont in het huis achter de synagoge aan de Spoorstraat in Winterswijk en heeft de afgelopen dertig jaar onderzoek gedaan naar de lokale historie. Haar vader zat vlak na de bevrijding in het bestuur van de Joodse gemeenschap in Winterswijk. De brieven waarin met de gemeente over de onteigening en het rechtsherstel van de synagoge wordt gesproken zijn bewaard gebleven.
In de Verkaufsbücher is inderdaad te zien dat de gemeente Winterswijk op 19 oktober 1943 de synagoge voor vijfduizend gulden heeft gekocht. Tijdens de oorlog is het gebouw als gymlokaal en opslagruimte gebruikt. Op foto's uit Schwarz's archief is te zien dat het interieur van de synagoge is gesloopt.
Uit de briefwisselingen blijkt dat de gemeente de synagoge na de bevrijding niet zonder slag of stoot teruggeeft aan de gedecimeerde Joodse bevolking. De gemeente biedt aan om het geroofde pand terug te verkopen. Tot op de laatste cent wordt berekend wat het de Joodse gemeenschap moet kosten om hun rechtmatige eigendom weer in bezit te krijgen. Onderhoudskosten en de opbrengsten voor de verhuur worden allemaal meegenomen in de berekeningen.
Burgemeester Bengevoord is geschokt door die onthulling. "Meer dan 340 dorpsgenoten die verdwenen zijn tijdens de oorlog. En het belangrijkste wat de gemeente vindt, is geld. Daar kan ik niet bij."
In 1950 vindt het rechtsherstel voor de synagoge plaats: de aankoop van de gemeente wordt nietig verklaard, blijkt uit documenten in het archief van het Kadaster en het Brabant Historisch Informatie Centrum. Bengevoord wil weten waarom het zo lang heeft geduurd voordat de Joodse gemeenschap weer gebruik kon maken van het gebedshuis. "En dat eigenlijk pas begin jaren 50 – dus echt wel jaren na de Tweede Wereldoorlog – als de synagoge opnieuw geopend is. Ik wil weten wat onze rol daarin is geweest."
Naast de synagoge zijn er nog drie andere transacties door de gemeente gedaan, en zijn 35 percelen door particulieren gekocht. De gemeente Winterswijk heeft inmiddels contact met Mirjam Schwarz over de transactie van de synagoge.
Over eventuele conclusies van het onderzoek wil Bengevoord nog niets kwijt. "Dat is een beetje vooruitlopen op dat onderzoek. Maar er zijn natuurlijk andere gemeenten waar mensen uiteindelijk gecompenseerd zijn. En als dat zo moet, dan doen we dat. Daar lopen we niet voor weg."