Winterswijk gaat de onteigening en doorverkoop van 39 panden tijdens de Tweede Wereldoorlog onderzoeken. Ze willen weten wat de rol van de gemeente hierbij was en hoe ze zijn omgegaan met het rechtsherstel na de oorlog. Dat doen ze naar aanleiding van onderzoek van Pointer en De Monitor naar de moeizame teruggave van de synagoge aan de Joodse gemeenschap.
Van de Joodse gemeenschap in Winterswijk is na de oorlog maar weinig over. Meer dan 340 inwoners verdwijnen en keren niet terug naar het dorp in de Achterhoek. Maar als de kleine gemeenschap die er nog is hún synagoge weer in gebruik wilde nemen, blijkt dat de gemeente vindt dat ze het gebouw eerst moeten terugkopen.
Dit blijkt uit briefwisselingen die in handen zijn van Mirjam Schwarz, die contact met ons opneemt na een uitzending over de onteigening en doorverkoop van Joods vastgoed van Pointer. Schwarz woont achter de synagoge en haar vader, die voorzanger was van de Joodse gemeente, is een van de weinige Joodse overlevenden van de Tweede Wereldoorlog in Winterswijk.
Synagoge als gymlokaal en opslagruimte
De synagoge wordt in de oorlog, net zoals al het Joodse vastgoed, onteigend door de Duitsers. De gemeente Winterswijk koopt de synagoge voor vijfduizend gulden. Het interieur van de synagoge wordt gesloopt, het grootste gedeelte van de inboedel verdwijnt, en het gebouw wordt door de gemeente gebruikt als gymlokaal en opslagruimte.
Na de oorlog vindt de Nederlandse regering dat al het onteigende vastgoed terug moet naar de oorspronkelijke eigenaren of hun nabestaanden. Maar het lijkt erop dat de gemeente Winterswijk dan wel eerst het geld dat de gemeente aan de synagoge is kwijtgeraakt moet terugkrijgen. En die rekening leggen ze bij de Joodse gemeenschap.
“In de notulen van de eerste vergadering na de oorlog van het Synagogebestuur kan je lezen dat ze de gemeente moeten vragen of ze een collecte mogen houden. Hier wordt 1.200 gulden voor opgehaald”, vertelt Schwarz. Uit andere briefwisselingen blijkt dat de gemeente tot op de laatste cent berekent wat het de Joodse gemeenschap moet kosten om hun pand terug te kopen. De gemeente heeft de synagoge drie jaar kunnen verhuren als schoolpand, maar de kosten voor het onderhoud zijn meer dan de opbrengsten van de huur. De gemeente wil graag dat de Joodse gemeenschap het verschil afrekent.
Gemeente wil onderzoek
In 1950 krijgt de Joodse gemeenschap toch de synagoge terug. De aankoop van de gemeente wordt nietig verklaard. Hoe de Joodse gemeenschap uiteindelijk hun synagoge terug heeft gekregen moet worden onderzocht. De huidige burgemeester van Winterswijk, Joris Bengevoord, reageert geschokt op het verhaal en wil weten waarom het zo lang heeft moeten duren: “Meer dan 340 dorpsgenoten zijn verdwenen tijdens de oorlog. En het belangrijkste wat de gemeente vindt, is geld. Daar kan ik niet bij.”
De gemeente Winterswijk heeft niet alleen de synagoge gekocht, maar ook nog drie andere onteigende panden. In Winterswijk zijn in totaal 39 panden onteigend. De gemeente wil nu al deze panden laten onderzoeken. “Ik wil weten hoe wij na de oorlog zijn omgegaan met het vastgoed, als gemeente. (…) We moeten daarvan leren”, aldus burgemeester Bengevoord.
In Amsterdam, Den Haag en Rotterdam is al onderzoek gedaan naar de rol van de gemeente bij de doorverkoop van Joodse woningen, en is onderzocht of er belastingboetes zijn opgelegd aan de Joodse terugkeerders na de oorlog. Al deze gemeenten besluiten na onderzoek de Joodse gemeenschap financieel te compenseren. In Utrecht en Eindhoven lopen op dit moment onderzoeken.